italiaansch minister, geb. 29 Juni 1810 te Alessandria, studeerde in de rechten te Turijn, was daar en in Casale als advokaat werkzaam en vertegenwoordigde sedert 1848 Alessandria in de Kamer. Onder Cavour trad hij Oct. 1853 als minister van justitie en van eeredienst en vervolgens ook van binnenl. zaken op; vormde met La Marmora een nieuw kabinet toen Cavour na den vrede van Villafranca aftrad, doch moest 1860 weer voor Cavour wijken.
Na den val van Ricasoli aanvaardde hij Maart 1862 het minister-presidentschap van binnenlandsche zaken, alsmede van 8 tot 31 Maart van buitenlandsche zaken, doch moest in Dec. aftreden. Ten tweedenmale nam hij in April 1867 Ricasoli het roer uit de hand, doch moest wegens zijn aarzelende houding tegenover Garibaldi na den slag van Mentana zijn ambt weer neerleggen. Sedert was hij een van de hoofden der oppositie tegen de daaropvolgende ministeries der rechterzijde, Lanza en Minghetti. Hij overleed 5 Juni 1873 te Frosinone. Zijn huwelijk met de romanschrijfster Maria Bonaparte-Wyse (zie beneden), een bloedverwante van Napoleon III, en zijn daarmede verbonden zwenking naar de zijde van Napoleon werpt een schaduw op zijn karakter. Zijn redevoeringen zijn uitgegeven door Scovazzi: Discorsi parlamentari di Urbano Rattazzi (8 dln., Rome 1867—80).Zijn echtgenoote Maria Rattazzi de Rute, geb. 1833 in Waterford als dochter van den Ier Thomas Wyse en de prinses Laetitia Bonaparte, een dochter van Lucien Bonaparte, huwde 1850 met den Elzasser Friedrich von Solms, van wien zij zich kort daarop liet scheiden, waarop zij 1863 R. en na diens dood 1877 den Spanjaard de Rute (overl. 1889) huwde, zij overleed 6 F’ebr. 1902 te Parijs. Zij schreef behalve verschillende romans (La chanteuse, Si fêtais reine) en tooneelstukken (L’aventuriére des colonies) de biographie van haar echtgenoot Rattazzi et son temps, documents inédits (2 dln., Parijs 1881—87) en Vrbain Rattazzi (ald. 1902).