naam van een achttal pausen.
U. I, 220—230, een Romein van geboorte, onderging onder keizer Alexander Severus den marteldood; feestdag 25 Mei.
U. II, 1088—99, te voren Odo geheeten, geb. 1042 te Chatillon-sur-Marne, bestreed de leekeninvestituur, vernieuwde den banvloek over keizer Hendrik IV, sprak den banvloek eveneens uit over Philips I van Frankrijk wegens diens overspelig huwelijk met gravin Bertrada, die hij hem dwong te verlaten. Hij kocht zich de vriendschap der Normandiërs door graaf Rogier en zijn opvolger tot permanente pauselijke legaten over Sicilië te benoemen. Voorts riep hij de kruistochten in het leven door zijn geestdriftigen oproep op de synoden te Piacenza en Clermont in 1095.
U. III, 1185—87, te voren Lambertus of Hubertus Crivelli geheeten, was een heftig tegenstander van keizer Frederik I en voornemens den banvloek over hem uit te spreken, toen hij plotseling te Ferrara overleed.
U. IV, 1261—64, te voren Jacobus Pantaleon geheeten, bisschep van Laon en later patriarch van Jeruzalem, verbond zich met Karel van Anjou tegen Manfred van Sicilië; het stelde ook het feest van Sacramentsdag in.
U. V, 1362—70, te voren Willem van Grimosard geheeten, geb. te Grisac in Gévaudan, sloeg tijdelijk zijn residentie in Rome op, doch keerde vervolgens terug naar Avignon, waar hij overleed. Hij was een ernstig man, vijand van simonie en vriend der wetenschap, doch zwak als regeerder. Hij deed talrijke bouwwerken te Rome uitvoeren. Van hem is ook de oorspronkelijke vorm der bulle ,,In Coena Domini” afkomstig.
U. VI, 1378—89, te voren Bartholomaeus van Prignano geheet en, uit Napels, was aartsbisschop van Bari, trad na zijn verheffing tot paus zoo krachtig tegen de kardinalen op, dat zij Clemens VII tot tegenpaus kozen; deze vluchtte evenwel naar Avignon, terwijl U. in Rome bleef. Tegen koningin Johanna I van Napels koos hij partij voor Karel van Durazzo, doch geraakte ook met hem in twist en liet, onder voorwendsel dat hij en de kardinalen tegen hem hadden samengezworen, een zestal hunner 1385 terechtstellen. Voorts bepaalde U. dat het jubeljaar om de 33 in plaats van om de 50 jaar zou worden gevierd. Hij overleed te Rome, waarschijnlijk ten gevolge van vergift.
U. VII, 1590, te voren Giovanni Battista Castagna geheeten, was vroeger gezant van verschillende pausen in Duitschland en Spanje en overleefde zijn verkiezing tot paus slechts 13 dagen.
U. VIII, 1623—44, te voren Maffeo Barberini geheeten, geb. 1568 te Florence, was een geleerde, bevorderde kunsten en wetenschappen, doch liet de regeering aan zijn bloedverwanten over. Onder hem verviel het hertogdom Urbino als vacant leen aan den H. Stoel. Hij vaardigde 1642 tegen de Jansenisten de bulle „In eminenti” uit, verbeterde 1631 het rom. brevier en richtte 1627 het college De propaganda fide op; ook is van hem de tegenwoordige vorm der bulle „In Coena Domini” afkomstig. Zijn gedichten verschenen 1631 te Rome en 1642 te Parijs en werden 1726 opnieuw uitgegeven door Jos. Brown (Oxford).