ital. Torino
1) Provincie van het koninkrijk Italië, in het landschap ‘Piémont, grenst aan Zwitserland en Frankrijk, heeft een oppervlakte van 10.244 km.2 en telde 1901 : 1.124.218 inw.; is verdeeld in de vijf districten Aosta, Ivrea, Pinerole, Susa en T.; in het n. en w. bergachtig (Penninische, Grajische en Cottische Alpen); het oostelijk deel, de Povlakte, is zeer vruchtbaar; land- en wijnbouw, veeteelt, zijdeteelt, mijnbouw op ijzer, lood, koper, zilver, kobalt en marmer; industrie in zijde, wol en katoen, papier, zeep, waskaarsen, chemische en metallurgische producten.
2) Hoofdstad der gelijknamige provincie, in de middeleeuwen van het vorstendom Piémont, tot 1860 hoofd- en residentiestad van het koninkrijk Sardinië, 1860—65 van het koninkrijk Italië, een der mooiste steden van het land, ligt in een uitermate vruchtbare dalvlakte, aan de bevaarbare Po, die hier de Dora Riparia opneemt, telde 1901 als gemeente 335.656 inw. Bruggen, straten: over de Po vier bruggen, w. o. een mooie steenen uit den franschen tijd en twee nieuwe, benoemd naar koningin Margherita en prinses Isabella; over de Dora Riparia zeven bruggen, waarvan een in 1830 door Mosca gebouwde, uit een enkele reuzenboog bestaat. Behalve in de oude stad kruisen de zindelijke straten van T. elkander rechthoekig; de levendigste en mooiste straten zijn: de Via Garibaldi, Via dell’ Accademia delle Scienze, Via Cernaja, Via Roma en inz. de Via di Po, welke op de Pobrug uitloopt en aan weerskanten galerijen heeft. Pleinen, monumenten: de Piazza San Carlo, een vierkant plein, begrensd door paleizen, met ruiterstandbeeld van hertog Ernanuel Philibert (1838, van Marocchetti), de Piazza Castello (Burchtplein), geheel omgeven door galerijen; de Piazza Vittorio Emanuele, een der grootste pleinen van Europa; aan de Po, de Piazza Carlo Felice, met plantsoen en standbeeld van Massimo d’Azeglio (1873, van Balzico), de Piazza Carlo Alberto, met ruiterstandbeeld van koning Karel Albert; het Grondwetsplein (Piazza del Statuto), met prachtvolle paleizen en een monument ter herinnering aan de doorboring van den MontCenis en den bouw van den tunnel door dezen berg: de nieuwe Piazza Solferino, met ruiterstandbeeld van hertog Ferdinand van Genua: de Piazza Carlo Emanuele II, met marmeren monument-Cavour van Dupré (14 m. hoog, 1873 onthuld, zie plaat Italiaansche kunst III, fig. 6); de Piazza Pietro Micca, met bronzen standbeeld van den mineur Micca, die, toen in 1706 de Franschen de stad binnentrokken, de citadel in de lucht liet springen; de Piazza del Palazzo di Citta (Raadhuisplein), met bronzen standbeeld van Amadeus IV (1853) en marmeren standbeelden der prinsen Eugenius en Ferdinand; de Piazza Lagrange, met marmerstandbeeld van den te dezer stede geboren wiskundige Lagrange (1867, van Albertoni); de Piazza Vittorio Emanuele II, met groot monument voor dien koning (1899, van Pietro Costa); op andere punten der stad nog standbeelden van vorstelijke personen, generaals, staatslieden (Garibaldi, 1887, Pepe, Pes de Villamarina, Amadeus van Savoie, 1902 onthuld, enz.). Kerken: kathedraal San Giovanni Battista, op de plaats van drie andere kerken gebouwd (15de eeuw), met de grafkelders van het huis van Savoie; de kerk Corpus Domini (1607 door Vitozzi begonnen), dicht daarbij de omstreeks denzelfden tijd gebouwde kerk Santo Spirito, waarin J. J. Rousseau in 1728 tot het katholicisme overging; enz. Wereldlijke bouwwerken: Palazzo Madama, op de Piazza Castello, bevat thans o. a. de sterrenwacht; het koninklijk paleis (Palazzo reale), met kon. bibliotheek (60.000 boekdeelen, 3000 handschriften, vooral rijk aan geschiedk., aardrijksk. en genealogische werken); het Palazzo Carignano, 1860—65 parlementsgebouw, thans natuur-historisch museum; het arsenaal met artillerie-museum; het paleis van de Academie der Wetenschappen met allerlei verzamelingen, de Academie der schoone kunsten, het stedelijk museum enz. De universiteit van T., 1412 gesticht, heeft een rechtsgeleerde, medische, philosophische en mathematische school, Collegio Carlo Alberto, Instituto Dioniso, en telde 1900: 2700 studenten. De nationale (vroeger universiteits-) bibliotheek telt 250.000 boekdeelen en ruim 4000 manuscripten. Verder heeft T. een militaire academie, een artillerieën genieschool, een veeartsenijschool, een seminarie voor het aartsbisdom T., waarvan de stad T. de zetel is, een philharmonische school een muziekschool enz. Het bestaat van industrie (zijdestoffen, bijouterieën, meubilair, piano’s, likeuren, papier, suiker, marmer, machinerie) en handel. Het ligt aan verscheidene spoorwegen. T. was in de oudheid de hoofdstad der gallische Taurinii; het werd in 218 door Hannibal veroverd; Augustus legde er een romeinschc kolonie in en veranderde den naam in Augusta Taurinorum. Karel de Groote verhief het tot residentie van den hertog van Susa, wiens linie tot 1032 regeerde, waarop de stad aan het huis Savoie kwam. 1506 —62 was T. in de macht der Franschen. Hertog Philibert van Savoie, die de stad terug kreeg, maakte haar tot zijn residentie. Om de zeer franschgezinde bevolking beter in toom te kunnen houden, bouwde hij 1567 een citadel. Later werd het nog meermalen door de Franschen belegerd en ingenomen (1640, 1798, 1800). 1814 kwam het weer aan Sardinië. Na de stichting van het koninkrijk Italië werd het tot hoofdstad daarvan gekozen (1860); I Mei 1865 werd, ingevolge de September-conventie, de zetel der regeering naar Florence verlegd.
Literatuur: Cibrario, Sloria di Torino (Turijn 1846, voor de middeleeuwen), Carlo Promis (1871), Borbonese (1884), Boselli (1892), Isaia, Führvr durch Tnrin (duitseh, Turijn 1895), Nacht, Tnrin (Berk 1902).