(gr. verpleging) de leer van de behandeling der ziekten, geneesleer, geneesmethode, het onderdeel der medische wetenschap (zie ald.), dat zich met het eigenlijke genezen der ziekten bezighoudt. De moeder der T. is de ervaring, en lang voor er van een geneeskunde sprake kon zijn, kende men reeds verschillende empirische behandelingsmethoden, langs den weg der ondervinding of door allerlei toeval gevonden.
Ook de tegenwoordige geneeskunde behandelt in vele gevallen nog bloot empiristisch, moet nog steeds, waar het exacte onderzoek nog niet zoover is doorgedrongen, de toevlucht nemen tot de ervaring, gebruik maken van bij ondervinding goed of bruikbaar gebleken middelen. Zoo heeft op het einde der 18de eeuw de ervaring geleerd, dat inenting met koepokken-lymphe de vatbaarheid voor de pokken wegneemt, en sedert zijn door de algemeene invoering der inenting de pokkenepidemies uit alle cultuurlanden zoo goed als verdwenen; evenwel schemert eerst heden de mogelijkheid door, om een verklaring bevinden voor deze geheimzinnige bescherming, n.l. in de door Pasteur ontdekte natuurwet, dat de vergiften, bij ziekteprocessen gevormd, in het organisme van een andere diersoort, hetzij in giftigheid toenemen of wel in die mate verzwakken, dat zij de eerste diersoort voor de betreffende ziekte immuun kunnen maken (zie Immuniteit en Blo edserum therapie). Evenzoo wendt men kwikzilver empirisch tegen syphilis en de kininezouten (zie Kina) tegen koorts aan, zonder de soortelijke werking dier middelen te kunnen verklaren. De voorwaarde, dat de arts alle medicijnen, die hij voorschrijft, kent, gelijk de werkman zijn gereedschap, is nog steeds niet vervuld (prof. Lewin). Nevens de ervaringstherapie heeft, sinds Hippocrates, ten allen tijde een rationeele, op een reeks wetenschappelijke waarnemingen en voorstellingen gegronde T. bestaan.
Deze ratio, dit zich rekenschap geven van het waarom der ter genezing gebezigde middelen, is even wisselend en veranderlijk geweest als de stelsels en scholen der medische wetenschap, die elkander in den loop der eeuwen zijn opgevolgd, zelf, en rationeele T. beteekent daarom niet iets onomstootelijk voor altijd vaststaande, maar alleen een op den grondslag van een of andere leer opgebouwde en dus meer of minder doelbewust handelende therapie. Het is bijv. rationeel, wanneer men een nierlijder, wiens uriineafscheiding onvoldoende is, in warme dekens wikkelt, daar alsdan de zich in het bloed ophoopende schadelijke vochten en stoffen op andere wijze, in den vorm van zweet, uit het lichaam worden verwijderd. Deze T. berust op een reeks wetenschappelijk geconstateerde feiten en daaruit geboren voorstellingen, waarbij de arts doelbewust en met begrijpen handelt, terwijl hij bij de behandeling bijv. van koorts het hoe en waarom van zijn T. nog niet kent.Men onderscheidt eerstens een somatische (lichamelijke) en een psychische (geestelijke) T. (zie bij Medische wetenschap). Voorts spreekt men van een medicijntherapie, die zich nog splitst in de allopathie en de homoeopathie (zie volgend art.), en een natuurgeneeswijze (zie bij Physische therapie). Kan een kwaal genezen, worden en tegelijk de oorzaak of wortel (radix) weggenomen (lintwormkuur, doorsnijding van verkorte spierpezen, het uittrekken van een pijnlijken tand), dan heet zoodanige grondige T. een radicale T.; waar die niet mogelijk is, wijl het zieke orgaan niet toegankelijk is, dan moet de T. zich bepalen tot wegneming of bestrijding van de gevaarlijkste of lastigste verschijnselen, bijv. de pijn door verdoovingsmiddelen, en dit noemt men dan symptomatische T. Heeft de arts met een ziekte te doen waarvan hij op grond van ondervinding een gunstigen afloop mag verwachten (mazelen, lichte gevallen van longontsteking bij krachtige personen), dan wacht hij af en geeft slechts voorschriften, die kunnen strekken om den patiënt onder de voor genezing meest gunstige voorwaarden te brengen; deze handelwijze wordt exspectatieve T. geheeten. De toepassing van voorbehoedmaatregelen, welke het ontstaan of de verbreiding eener ziekte voorkomen, heet prophylaxis. Een rationeele T. zonder grondige kennis der pathologie is ondenkbaar; daarom is ieder leerboek der T. tevens een der pathologie; daarentegen zijn er wel leerboeken der pathologie, welke niet over de T. handelen.