Gepubliceerd op 23-02-2021

Immuniteit

betekenis & definitie

(emuniteit, onschendbaarheid, onaantastbaarheid, vrijdom) in de physiologie: de onvatbaarheid van een organisme voor besmetting met ziekteverwekkers. De I. kan aangeboren of verworven zijn.

De aangeboren of natuurlijke I. strekt zich voor sommige ziekten uit over een geheele soort; zoo is voor zoover men weet alleen de mensch vatbaar voor besmetting met syphilis, gonorrhöe en roodvonk, terwijl alle dieren waarop men tot heden proeven heeft genomen voor deze ziekten immuun zjjn; omgekeerd worden dieren aangetast door besmettelijke ziekten waarvoor de mensch immuun is. De I. kan ook beperkt zjjn tot een bepaald ras; zoo zijn de Negers bjjv. immuun voor de gele koorts. Ongetwijfeld bestaat er verder ook individueele I., die voor pokken, mazelen enz. zeldzamer is dan voor typhus en cholera. Eindelijk is er een I. die het gevolg is van den leeftijd; zoo ondervinden volwassenen niet de minste schadelijke gevolgen van sommige stoffen die bij zuigelingen zware maag- en darmaandoeningen (Cholera infantum) veroorzaken.Wat de verworven I. betreft, zoo is het een lang bekend en vast staand feit dat menschen, die zekere ziekten, als pokken, roodvonk enz., hebben gehad en daarvan zijn hersteld, voor altijd of voor eenigen tijd beveiligd zijn voor nieuwe besmetting met die ziekte. Deze op natuurlijke wijze verkregen I. is bij eenige infectieziekten van zeer korten duur; bjj cholera bijv. houdt zij slechts eenige maanden aan. Van het feit dat sommige ziekten, indien zij, zelfs in zeer lichten graad, een organisme hebben aangetast, tegen verdere besmetting beschermen, is allereerst partij getrokken om de pokken te bestrijden (zie Vaccine). In den jongsten tijd wordt ditzelfde beginsel op verscheidene andere ziekten toegepast. Bij de methoden der kunstmatige immuniseering van dieren doet men bij het normale dier de betreffende ziekte in lichten graad ontstaan, hetzij door een zeer geringe hoeveelheid virus (het ziek-makende vergift van bacteriën of de bacteriën zelf) in het lichaam te brengen, hetzij door inenting met verzwakte kuituren (als bij Pasteur’s inenting tegen hoendercholera), hetzij eindelijk door gelijktijdige aanwending van een antisepticum en de smetstof. Door opvolgende inentingen met telkens grootere hoeveelheden virus verkrijgt men dan gedurig hooger graden van I.

Daar deze methode van immuniseering zeer omslachtig en niet zonder gevaar is, wordt zij nimmer toegepast op den mensch. Om deze een I. voor den waarschijnlijken duur van het infectiegevaar te verleenen, wordt hij ingespoten met verzwakte bacteriën der betreffende ziekte; in Engelsch-Indië wordt deze manier op groote schaal in het leger toegepast, ten einde troepen te verkregen die immuun zijn voor typhus. Een betere methode nog heeft men gevonden in de behandeling met serum (heil- of bloedserumtheropie, zie ald.); zonder voorafgaande behandeling met virus wordt hierbij I. verkregen door eenvoudig bloedserum van een door opvolgende inentingen geïmmuniseerd organisme door injectie over te brengen in een ander organisme.

Wat het ontstaan der beschermende, I. bewerkende stoffen betreft, zoo is hiervoor door Ehrlich een zeer geniale theorie opgesteld. Hij neemt aan, dat een bacteriënvergift slechts dan op het organisme kan werken, wanneer het in aanraking komt, gebonden wordt aan bepaalde cellen van het organisme. Zoo moet bijv. het tetanusgift, wil het werken, aan de cellen van het ruggemerg gebonden worden, hetgeen weer alleen geschieden kan met behulp van zekere atoomgroepen dier cellen; deze atoomgroepen noemt Ehrlich daarom receptoren. De cel wordt door deze binding beschadigd en daardoor aangeprikkeld de betreffende atoomgroepen nieuw te vormen, hetgeen zij in overeenstemming met een algemeene biologische wet, overmatig doet. Terwijl nu de receptoren door nieuw in het organisme gebracht vergift opnieuw worden bezet, wordt de cel gedurig weer tot vorming daarvan gedwongen en ten slotte worden de receptoren afgestooten, geraken in het bloedserum en vormen het antitoxine (tegengift), daar zij het gift reeds het bloed tegenhouden en neutraliseeren, en beletten tot de ontvankelijke cellen door te dringen. Terwijl bij immuniseering tegen diphtheritis en tetanus antitoxische sera ontstaan, welke de vergiften der bacteriën neutraliseeren, worden na injectie met de verwekkers van typhus, cholera, pest enz. beschermende stoffen gevormd die wel de bacteriën dooden, doch het gift dat zij meevoeren niet onschadelijk maken; zij heeten bacteriedoodende of bactericide sera en worden tot dusver slechts gebruikt voor immuniseering van gezonden, niet van reeds door de betreffende ziekte aangetaste individuen (de zieke sterft, hoewel de bacteriën gedood worden, door de werking van het vergift dat zich in of aan haar bevindt).

Deze bactericide sera bestaan uit twee componenten; de eene, door Ehrlich het immuunlichaam geheeten, is voor elke ziekte soortelijk en weinig gevoelig voor schadelijke invloeden, als b.v. hooge temperaturen; de andere, door Ehrlich complement, door Buchner alexine genoemd, is niet soortelijk en bezit weinig weerstandsvermogen. Door middel van het immuunlichaam wordt het complement aan het bacterium gebonden, welke laatste daardoor ontbonden wordt. Behalve het antitoxische of bactericide vermogen, bezit het bloedserum van een geïmmuniseerd individu ook de eigenschap het bacterium te agglutineeren, te vereenigen tot vlokkige massa’s, die zich gaandeweg afzetten; van dit agglutinatievermogen wordt ook partij getrokken om de identiteit van bacteriën vast te stellen (Pfeiffer-Grubersche reactie) en in gevallen waarin de diagnose twijfelachtig is, bijv. bij typhus, die zich kenmerkt door een sterk agglutinatievermogen (Widalsche reactie). Voor het overige kunnen zich in het organisme niet slechts stoffen tegen bacteriën en haar vergiften vormen, maar ook, en wel door injectie met weefselcellen van het lichaam zelf, zeer bijzondere stoffen, de z.g. cytolysinen, die het vermogen bezitten de geïnjecteerde weefselcellen op te lossen. Deze cytolysinen, die waarschijnlijk een groote rol in het organisme kunnen spelen, zijn tot dusver vooral belangrijk omdat zij hebben bijgedragen tot het verkrijgen van een goed begrip van de werking der bactericide sera.

< >