Gepubliceerd op 18-03-2021

Sardinië (eiland)

betekenis & definitie

ital. eiland in de Middell. zee, door de straat van Bonifacio van Corsica gescheiden, 271 km. lang, 101—143 km. breed, 24.078 km.2 groot, in 1901: 791.754 inw.; is verdeeld in 2 provincies: Cagliari en Sassari; hoofdstad is Cagliari. Het eiland S. is grootendeels bergachtig, de 'hoogste bergen zijn in de oostel. helft.

Het mijnwezen levert lood, ijzer en eenig zilver op. Er zijn vele minerale bronnen. Aan water is geen gebrek. Van de talrijke rivieren is geen enkele bevaarbaar, ook niet de voornaamste, de Tirso. Zoutmeren worden aan de kust en in het binnenland gevonden en leveren aanzienlijke hoeveelheden zout op. Het klimaat is zeer warm, maar met uitzondering der streken, in welke stilstaande lagunen gevonden worden, gezond. Regen blijft soms 4 tot 5 maanden uit. De grond is zeer vruchtbaar en brengt koren, ooft, wijn, vijgen en andere zuidvruchten voort. Aan de kust wordt koraal gevischt. De Sardiniërs of Sarden zijn een gemengd volk, waarin vooral arabische en iberisohe elementen vertegenwoordigd zijn; hun spraak houdt het midden tusschen spaansch en ital. Het onderwijs staat op lagen trap; te Cagliari en Sassari zijn onbeduidende universiteiten.

Geschiedenis

Het eiland S. heette bij de Grieken Sardo, bij de Romeinen Sardinia, daarnaast komen ook de namen Ichnusa of Sandaliotis (naar deszelfs vorm van een voetzool) voor. De bewoners, afgezien van de Corsen, op de noord, spits, Sarden, zijn door de ouden reeds als een eigenaardige volksstam erkend, doch worden nu eens Lybiërs, dan weer Iberiërs of Liguriërs genoemd. Een immigratie van Lybië uit is zeer wel aan te nemen; taalkundige kenteekenen schijnen voor de iberische nationaliteit te pleiten. Sedert 500 v. Chr. legden de Carthagers aan de zuidkust de handelsnederzettingen Caralis en Sulchi of Sulci aan, van waar uit zij langzamerhand hun heerschappij over de kusten uitbreidden. Na den eersten punischen oorlog kwam S. in 233 van de Carthagers in de macht der Romeinen en vormde met Corsica een provincie met de hoofdstad Caralis (thans Cagliari). Het binnenland is nooit geheel onderworpen geweest en vormde een soort van slavenjachtgebied voor de rom. stadhouders. De korenuitvoer was in de oudheid belangrijk, ook veeteelt en bergbouw waren van belang. In het vervolg was S. in het bezit der Vandalen sedert 458, der byzant. keizers sedert 533 na Chr., der Saracenen sedert het midden der 8ste eeuw, omstreeks 1016 bijna geheel in dat van Mugahid, emier der Balearen, en na een tweede verovering door de Saracenen v1022) in dat der Pisanen (sedert 1032), bij welke verwisselingen het niet ontbrak aan lange en bloedige gevechten. De Pisanen stelden voor de regeering van het eiland vier rechters aan die zich de erfelijkheid hunner waardigheid verwierven. Met steun der Genueezen gelukte het den rechter Bariso (Boruson) zich tot heer van het geheele eiland te maken, dat daarop door keizer Frederik I in 1164 tot koninkrijk verheven werd. Na velerlei binnenlandsche onlusten maakte keizer Frederik II zijn natuurlijken zoon Enzio koning van S. Paus Bonifacius VIII matigde zich de leenhoogheid over het eiland aan en beleende daarmede en met het eiland Corsica 1296 koning Jacobus II van Aragon; doch eerst 1324 kwam dit huis in het rustig bezit van die heerschappij. Met Ferdinand den Katholieken hield het bestuur van S. door inheemsche vorsten op en er kwamen spaansche onderkoningen in hun plaats; het behoorde nu tot Spanje, totdat het in den spaanschen successieoorlog 1708 door de Engelschen voor Oostenrijk veroverd en bezet werd. In den vrede van Utrecht 1713 werd het eiland formeel aan het huis Oostenrijk toegekend; wel heroverde koning Philips V van Spanje het 1717 weder, doch hij moest het weldra, door Frankrijk, Engeland en Oostenrijk gedwongen, opnieuw afstaan, Hierop stond Oostenrijk tegen Sicilië, dat hertog Victor Amadeus II van Savoye in den vrede van Utrecht als koninkrijk ontvangen had, 1718 (1720) het eiland S. aan hem af; sedert dien tijd vormde het met Savoye en Piëmont enz. het koninkrijk Sardinië (zie ald.).

< >