Gepubliceerd op 20-01-2021

Joseph bern

betekenis & definitie

Poolsch avonturier en legeraanvoerder, geb. te Tarnow, Gallicië, 1795; hij bezocht de hoogeschool te Krakau, de kadettenschool te Warschau, en werd ten slotte ingedeeld bij de rijdende artillerie. Hij nam deel aan den veldtocht van 1812, eerst onder maarschalk Davoust en daarna onder Macdonald.

Wegens zijn gedrag bij de verdediging van Danzig werd hij begiftigd met het kruis van het Legioen van eer. Na de capitulatie moest hij naar Polen terug keeren, waar hij als artillerie-officier dienst nam bij het leger, dat er in 1815 werd georganiseerd. Belast met de instructie aan de artillerie-school te Warschau, hield hij er voorlezingen over de artillerie-wetenschap en werd in 1819 bevorderd tot kapitein. Na verloop van een jaar was hij het onderwijzen moede, zoodat hij zich aan deze taak onttrok. Wegens zijn vrijmoedigheid meermalen naar den krijgsraad verwezen en in de beruchte staatsgevangenis te Warschau opgesloten, zag hij zich ten laatste veroordeeld om zijn verblijf te houden in een klein landstadje, Koek geheeten, waar een officier elke maand omtrent zijn gedrag rapport uitbrengen en al zijn brieven openen moest. Na den dood des keizers begaf hij zich naar Lemberg, naar zijn oom, een geestelijke, en hield zich eenigen tijd bezig met het opstellen en uitgeven van geschriften.

Het eerste deel van zijn werk over de stoommachines was gereed en het tweede op de pers, toen in November 1831 de Poolsche opstand uitbarstte. Bern snelde naar Warschau, waar hij tot majoor benoemd en met h t bevel over een rijdende batterij belast werd. Na de eerste gevechten werd hij bevorderd tot luitenant-kolonel; in den slag bij Iganië, streed hij met 12 lichte en 4 zware stukken geschut tegen 40 zware Russische kanonnen en droeg niet weinig bij tot de overwinning. In den slag bij Ostrowska reed hij met zijn batterij in galop tot aan de gelederen der Russische fiankeurs, richtte op de afdeelingen, die over de Narew getrokken waren, een vernielend vuur, hield zich staande te midden van een kogelregen uit 80 stukken en dwong den vijand terug te trekken. Na dit gevecht werd hij benoemd tot kolonel, niet lang daarna tot opperbevelhebber der artillerie en vervolgens, toen het Poolsche leger zich bij Warschau concentreerde, tot generaal. Gedurende de noodlottige dagen van 6 en 7 September bracht Bem al zijn geschut in het veld.

Toen het Poolsche leger in den nacht van 7 September naar Praga terugtrok, bezette B. met 40 stukken de brug, maar ontving des morgens om 8 uur het bevel van Malachowski, om met zijn artillerie naar Modlin te trekken. Bem heeft deze laatste gebeurtenissen van den Poolschen opstand in een belangrijke Memorie geboekt en daarin Krukowiecki van plichtverzuim beschuldigd. Na den val van Warschau ging hij met een gedeelte van het leger de Pruisische grenzen over, vertoefde vervolgens tot het verstrekken van inlichtingen aan Poolsche vluchtelingen in Duitschland, vooral te Leipzig en Altenburg, en begaf zich in Maart 1832 naar Parijs. In 1833 ging hij naar Portugal, om met Dom Pedro te onderhandelen over het organiseeren van een Poolsch legioen tot bevrijding van Portugal. De zaak kwam echter niet tot stand, wegens de verdeeldheid der Poolsche ballingen. Vervolgens bereisde hij Portugal, Spanje, België, Nederland en Frankrijk.

Bij de Europeesche woelingen van 1848 begaf B. zich naar Lemberg en vervolgens naar Weenen, (14 Oct.) en wijdde zich met geestdrift aan de revolutionaire beweging. Toen de gemeenteraad van Weenen van een capitulatie begon te spreken, verdween Bem op een geheimzinnige wijze. 31 Oct. bereikte hij Preszburg. Terstond trad hij weder in dienst Vermoedelijk had hij hoop, dat hij de Slawen van Hongarije tot de zijde der Magyaren overhalen zou, om gezamenlijk de wapenen tegen Oostenrijk te keeren. Evenals te Weenen, moest hij ook daar strijd voeren tegen het wantrouwen der Magyaren. Bem werd niet aan het hoofd geplaatst van het Hongaarsche leger, maar naar Debreczin gezonden, om er de ongeregelde scharen der Honveds te oefenen, waarna hij zich naar Siebenbürgen zou begeven, om daar de Slawen te bewerken. Toon Görgey en Perczel met het Hongaarsche leger voortrukten naar de Theisz, verzamelde en organiseerde Bem een afzonderlijk leger, waarvan eenige linie-soldaten en mobiele garden uit Weenen, benevens een handvol Polen de kern uitmaakten, en reeds in December kon hij naar Siebenbürgen trekken.

Met 8000 man, die gedeeltelijk nog slecht gewapend waren, begaf hij zich naar Groszwardein en veroverde Klausenburg,-ofschoon hij niet alleen door den landstorm, maar ook door een keizerlijk korps onder bevel van generaal Puchner werd bedreigd. Laatstgenoemde had zijn krijgsmacht over het land verdeeld en stond met 5000 man te Mediasj. Bem misleidde hem door zijn bewegingen, wierp zich plotseling op het vereenigde Oostenrijksehe korps en noodzaakte Puchner, om naar Hermannstadt terug te trekken. Eenige dagen later verscheen Bem op de hoogten van Groszscheuer, Salzburg en Kleinscheuer en tastte 22 Januari 1849 Hermannstadt aan, doch werd .teruggeslagen, waarna hij op de hoogten van Stolzenburg stelling nam en zijn strijdkrachten zocht te vermeerderen. Puchner, die hem hier aangreep, werd teruggeslagen. Op den laatsten Januari trokken 6000 man Russen met 20 stukken, onder generaal Engelhardt en overste Skariatin, over de grenzen van Siebenbürgen, veroverden Kronstadt en namen Hermannstadt in bezit, Algemeen oordeelde men, dat Bem nu verloren was, maar deze had reeds een geordend leger van 46 000 man onder zijn bevelen.

Wel moest hij aanvankelijk voor Puchner naar Mediasj wijken, maar den 9 Februari hield hij stand bij de brug van Piski en overwon de Oostenrijkers in een bloedigen slag. Nadat de Oostenrijkers den volgenden dag bij Alvincz even ongelukkig gestreden hadden, moest Puchner tot aan Karlsburg terugtrekken, waarop Bem met het meerendeel zijner strijders naar het noordoosten oprukte; hij veroorzaakte hier een algemeenen opstand onder de Czechen. Nadat hij het Oostenrijksche leger onder Malachowski en ürban tot den terugtocht naar Bukowina gedwongen had, deed hij het voorkomen, alsof hij Gallicië en de Poolsche provinciën bedreigde. Na een snellen marsch verscheen B. plotseling in het zuiden, verraste de Oostenrijksche afdeelingen onder Gedeon en Schurtet, volbracht een omtrekkende beweging om het leger van Puchner, keerde zich onverwachts tegen Hermannstadt (11 Mrt.), nam ook Kronstadt, dwong de Oostenrijkers en de Russische hulptroepen door den Pas van den Roodentoren naar Walachije terug te trekken, en was alzoo binnen twee maanden meester geworden van geheel Siebenbürgen, met uitzondering van de kleine vesting Karlsburg. Onder zijn bestuur verkreeg de oorlog dadelijk een regelmatig karakter. Toen de commissarissen van Kossuth allerlei vervolgingen begonnen, belette hij het volvoeren der doodvonnissen en verbeurdverklaringen.

Voorts spande hij al zijn krachten in om gebruik te maken van de verkregene voordeelen. Hij wierf manschappen aan en had binnen korten tijd een leger van 40 tot 50.000 man met de noodige kavallerie en artillerie en de vereischte munitie, onder zijn bevelen. Terwijl het groote leger der Hongaren de keizerlijke troepen van de Theisz naar den Donau dreef, begonnen B. en Perczel een bloedigen guerilla-oorlog. Door het bezetten van Orsowa versperde hij den vijand den weg uit Walachije over den Donau, en maakte tevens van deze positie gebruik, om betrekkingen met de Turksche gewesten aan te knoopen en het verkeer van Engeland met de Hongaarsche grenzen op te houden. Ofschoon Kossuth voornemens was hem het opperbevel in Hongarije op te dragen, keerde Bem naar Siebenbürgen terug, dewijl de Russen er met een aanzienlijke overmacht de Hongaren geslagen hadden. Hij organiseerde zijn troepen en zocht in onderscheidene gevechten de vereeniging der Russen en Oostenrijkers te beletten, hoewel hij vooral door de vijandige houding der inwoners van Walachije geen beslissende voordeelen kon behalen; in den slag van 31 Ju'i werd hij door een overmachtigen vijand verslagen en ontkwam daarbij het gevaar van gevangen genomen te worden slechts door zich in een moeras te werpen, waaruit hij door eenige huzaren gered werd.

Op dringend verzoek van Kossuth snelde hij naar Hongarije terug en nam 9 Aug. deel aan den slag van Temesvar; na een vruchtelooze poging te Lugos om den strijd nog voort te zetten, moest hij naar Siebenbürgen wijken, waar hij zich tot 19 Aug. tegen een sterke overmacht staande hield; ten slotte redde hij zich op Turksch grondgebied, ging tot den Islam over, en kreeg, onder den naam Amurat-pacha een aanstelling bij het turksche leger; op aandringen van Rusland en Oostenrijk werd hem in 1850 Aleppo tot verblijfplaats aangewezen; in deze stad dempte hij nog aan het hoofd van een turksche troepenmacht een opstand van de arabische bevolking tegen de christelijke. Hij stierf 10 Dec. 1850; in 1880 werd te Maros-Vasarhely een gedenkteeken voor hem opgericht. Behalve een aantal andere geschriften, zag van zijn hand het licht: Exposé général de la méthode mnémonique polonaise etc. (1839).

< >