1) District van Galicië, in 1900: 86.097 inw., in 107 gemeenten.
2) K., poolsch Kraków, vestingstad, hoofdstad der voormalige poolsche republiek, links aan de van hier af bevaarbare Weichsel, die te dezer plaatse de Rudawa opneemt, telde in 1900: 91.310 inw., meest r.-kath. Polen. K. bestaat uit een oude stad en de 7 voorsteden Piasek, Kleparz, Wesola, Stradom, Kazimierz (de Jodenwijk), Wawel en Nowy Swiat. K. heeft 39 kerken, een groot kasteel (op den berg Wawel, 1265 begonnen, in 1846 ingericht tot kazerne) en vele andere merkwaardige bouwwerken; verder een universiteit, in 1364 door Kasimir den Groote gesticht, eeuwenlang het middelpunt van het wetenschappelijke leven der Polen; zij telde 1900/01 ruim 1400 studenten en bezit behalve de vermaarde Jagelloonsche bibliotheek (305.900 boekdeelen, 6861 handschritfen, 1738 atlassen, 3560 muziekwerken, 280 oorkonden, 9500 munten, enz.) een sterrenwacht, een plantentuin, allerlei verzamelingen. K. heeft fabrieken van machinerieën, laken, waskaarsen, lucifers, chemicaliën, oliën, bierbrouwerijen, leerlooierijen enz.; het drijft handel in graan, hout, zout, wijn, varkens, linnen, en voert ook groote hoeveelheden eieren en boter uit.
K., waarschijnlijk omstreeks 700 gesticht door een poolsch vorst, Krakus, en naar deze benoemd, was tot 1060 zetel van een aartsbisschop, sinds dat jaar van een bisschop; van 1320—1610 was het de hoofd- en residentiestad van Polen, en later bleef het kroningsstad. Bij de derde deeling van Polen kwam K. aan Oostenrijk (1795); het Weener congres maakte het tot hoofdstad eener kleine republiek (1220 km.2 groot met 140.000 inw.), de laatste zelfstandige poolsche staat. Bij den poolschen opstand van 1829 sloot deze republiek zich bij de opstandelingen aan, en na herhaaldelijk bezet en ontruimd te zijn werd zij onder den titel groothertogdom bij het oostenrijksche kroonland Galicië (zie ald.) ingelijfd.