nederl. novellist, geb. 25 April 1833 te Den Haag, werd in 1867 stenograaf bij de beide kamers der StatenGeneraal, als hoedanig hij in 1898 eervol ontslag kreeg, schreef: Reus en Dwergen, Onder één dak, De brillen van onzen tijd, Een TIaagsch fortuin (1877), Frans Belmont (1883), enz., tal van reisverhalen, een Schets eener kunstgeschiedenis (naar het hoogduitsch van Lübke, 1871), De schildersconfrerie Pictura en andere werken over kunst en kunstenaars, opstellen in verschillende tijdschriften, enz.; hij ’is redacteur van het „Leeskabinet, maandschrift gewijd aan vaderl. en buitenl. letterkunde”, en met Ant. S.
Reule van de „Kindercourant, weekblad voor onze jongens en meisjes.” Te Leiden zag 1901—02 een nieuwe goedkoope uitgaaf zijner romans en novellen Eet licht, in 8 dln.