geb. te Winkel 1847, promoveerde te Groningen in de letteren, was van 1877—92 praeceptor aan het gymnasium aldaar en is sedert 1892 professor in de nederl. taal aan de ho o ge school te Amsterdam. Zijn voornaamste werken zijn: Maerlant’s werken (1877), Bladzijden uit de geschiedenis der Ned. letterkunde (1881), [i]Geschichle der niederl.
Sprache und Bitter atur; Gramm. figuren[/i] (1884), Geschiedenis der Ned. letterkunde (dl. I, 1887), Nederlandsche Spraakkunst (1886—88), De Noord-Nederlandsche tongvallen (1898) en uitgaven van verschillende oude nederl. werken.