(fransch Bulgarie, duitsch Bulgarien, engelsch Bulgaria) Vorstendom in het noordoosten van het Balkanschiereiland, tusschen het Balkangebergte en den Donau; sinds het verdrag van Berlijn van 1878 vormt B. een autonoom, echter schatplichtig, onder turksche „suzereiniteit“ staand vorstendom, waarmede bij de revolutie van 17 September 1885, onder goedkeuring der mogendheden (protocol van Konstantinopel van 5 April 1886), de autonome provincie Oost-Rumelië zich zoo goed als vereenigd heeft. Derhalve bestaat B. in zijn tegenwoordigen omvang uit twee deelen:
1) het eigenlijk vorstendom B. binnen de grenzen van het verdrag van Berlijn;
2) de autonome turksche provincie Oost-Rumelië, voorloopig onder bulgaarsch bestuur.
Ligging, algemeene gesteldheid
Het eigenlijke vorstendom B. grenst ten n. aan Rumenië, hiervan tot in het oostelijk deel der noordgrens door den Donau gescheiden, ten o. aan de Zwarte zee, ten z. aan Oost-Rumelië en het turksche vilajet Saloniki, ten w. aan het turksche vilajet Kossovo en aan het koninkrijk Servië; het strekt zich uit in de lengte, van het westen naar het oosten van 42 tot 44° N.Br. en van 22 tot 28½,° O.L. van Greenwich, met een oppervlakte van 64.493 km2. De autonome provincie Oost-Rumelië (zie dit onderwerp), omvat de zuidhelling van den Balkan, met de zich daaraan sluitende lengtedalen der rivier Giopsu (bulgaarsch Strjama) en der Tundza, de dalvlakte der Opper-Maritza (vlakte van Philippopel) tot aan Semenli-Tirnova, benevens de noordhellingen van het Rhodopegebergte en het noordelijk deel van het Istrandsjagebergte met de kuststreken rondom de golf van Burgas aan de Zwarte zee, en grenst ten n. en w. aan eigenlijk B., ten z. aan de turksche vilajets Saloniki en Adrianopel en ten o. aan de Zwarte zee; zij ligt besloten tusschen 41⅓ en 43l) N.B. en 23½ en 28u O.L. v. Gr., met een oppervlakte van 35.900 km2.; na den afstand van enkele landstreken aan de Porte ingevolge het protocol van Konstantinopel in 1886 beslaat hef ouder bulgaarsch bestuur staand gebied 99.276 km-., waarvan 34.783 op Oost-Rumelie komen (nadere opmetingen gaven andere officieele cijfers, zie tabel der districten).
In natuurkundigen zin omvat het eigenlijke B. het zuidelijk deel van de laagvlakte van den Donau (rechts van deze rivier), benevens de dit laagland omgevende en insluitende gebergten van het Balkanstelsel tot aan hun kam; slechts over een streek van 110 km. km., ter hoogte waar de Isker zich een weg breekt door den Etropol-Balkan, reikt het gebied van B. zuidwaarts tot over den Balkan en omvat daar de hoogdalen in het brongebied der Isker, benevens het landschap van de bovenloop der Struma, alzoo het gebied van het Vitosgebergte en den Rilo-Dagh tot aan den noordelijksten keten van het Rhodope-gebergte (Mursalla, 2930 meter, hoogste punt van het vorstendom); dit buiten het Donau-Bulgarije gelegen landschap heeft, gelegen tusschen Rumelië en Servië, en tusschen Donau-Bulgarije en Macedonië, voor het verkeer een bijzondere beteekenis. Het hoofddeel van het bijna overal bergachtig land vormt een van het Balkangebergte langzaam naar het noorden glooiend plateau, opgebouwd uit gesteenten der krijtformatie en in de omgeving van den Donau met een laag zeer vruchtbare teelaarde bedekt. De op den Balkan ontspringende en door B naar den Donau loopende rivieren, Isker, Vid, Osma. Jantia, Lom en vele andere, hebben zich diepe dalen in dit plateau uitgegraven, wier steile wanden even zooveel strategische verdedigingsliniën daarstellen, die voor dit voorland van het Balkanschiereiland van groot gewicht zijn. De Donau is de verkeersader des lands; het grootste deel van den in- en uitvoer van B. gaat over deze rivier.
De plantenwereld vertoont, in overeenstemming met de geographische ligging, een vermenging van het karakter der middel-europ. Hora en die der Pontische steppen, doch bevat ook reeds vele oostersche plantvormen; de hoogere bergen bevatten boven de boomgrens arctische weiden en velerlei hoogalpenplanten; bezuiden den Balkan in het bijzonder gedijen de prachtige kultuurvormen van Bosa centifolia, Rosa gallica en Rosa damasrena; de bodem is in de vlakkere deelen van het plateau vruchtbaar en uitnemend voor den graanbouw geschikt; de eertijds uitgestrekte wouden in de vlakten zijn reeds sterk ingekrompen; slechts aan de noordhellingen van den Balkan vooral van den Kleinen Balkan, benevens in het Rilo- en Rhodopegebergte bevinden zich nog aanzienlijke beuken- en eikenwouden.
De dierenwereld is merkwaardig doordat in B. velerlei fauna’s dooreengemengd optreden; een reeks van zuidwestelijke dieren, vooral insecten, vogels en kruipende dieren, bereiken hier hun noordoostelijke, en omgekeerd vele noordwestelijke hun zuidoostelijke grenzen.
Het klimaat van B. komt in het algemeen dat der landen aan de Middell. zee nabij; de winters zijn hier echter nog streng en rijk aan sneeuw; lente en herfst zijn de tijden van overvloedigen neerslag en van den weelderigsten plantengroei; in'de droge warme zomers verdorren gras en kruiden, drogen de meeste beken op en neemt het land, vooral in het oostelijk deel, een steppenkarakter aan: over I het geheel is het klimaat gezond; slechts in
De laaggelegen streken aan Den Donau heerschen in den zomer kwaaJaarJige koortsen. De vlakte van Je Maritza in Oost-Rumelië is een uitmuntend korenland, terwijl de vruchtbare lengtedalen harer zijrivieren aan den zuidvoet van den Balkan beroemd zijn om hun rozenkuituur. Overigens is de lijn der Maritza de hoofdverkeerswegen tusschen Konstantinopel en Servië en verder naar Oostenrijk. Het klimaat van Oost-Rumelië onderscheidt zich van dat van Donau-Bulgarije door zachtere en korter winters: de vegetalie draagt een zuidelijker karakter; de wouden zijn hier tot de hellingen van Balkan enRhodope beperkt.
De bevolking des lands bedroeg in Jan. 1893 3.310.713 zielen, over Je verschillenden districten (okrug) verdeeld als volgt:
Districten. Oppervl in K.M.2 Getal inwoners
Sofia 6590 244.824 37
Trn 2400 79 248 33
Köstendil 4460 167.175 37
Vidin 3040 121.131 40
Lom 3770 115.393 31
Vraca 4510 151.196 33
Plevna 2480 99.290 40
Lovec 3930 125-829 32
Seljvi 1930 93.275 48
Sistov 2980 94119 31
Tirnova 4690 224.163 48
Rustschuk .... 4130 162.589 40
Razgrad 3030 129.531 43
Silistria 3010 ; 111.830 37
Schumen 4390 177.476 40
Varna 7820 215.213 27
Philippopel 5370 232.507 43
Tatar-Pazardzik. 6100 138.778 23
Chaskoï 3500 124.985 36
Stara Zagora. . . 6240 215 483 35
Slivno ; 6500 170.514 26
Burgas 5790 116.164 20
Totaal . . . 96660 3 310.713 34
Hieronder bevonden zich 2.505,326 Bulgaren, 569,728 Turken, 62,628 Rumeniërs, 58,518 Grieken, 52,132 Zigeuners, 27,531 spaansche Israëlieten, iö,290 Tartaren, 6415 Armeniërs, 3620 Duitschers; de overige 8000 waren van allerlei nationaliteit. Naar de religie werden geteld 2.606.786 grieksch-orthodoxen (78,7 pCt.), 643,258 mohamedanen (19,4 pCt.), 22,617 katholieken, 9027 andere christenen (2/3 Armeniërs, x/4 protestanten) en 28,307 Israëlieten (0,9 pCt.) Meer dan 20,000 inw. hadden slechts de volgende steden: Sofia 46,593, Philippopel 36,033, Varna 28,179, Rustschuk 28,121, Slivno 23,210, en Schumen 22,517; bovendien waren er nog 16 steden van meer dan 10 en minder dan 20,000 inw.
In geestelijke ontwikkeling en in streven naar beschaving zijn de Bulgaren de meeste volkeren van Turkije vooruit. De landbouw staat nog op lagen trap, hoewel de bodem voortreffelijk is en bijna geen bemesting behoeft, waaraan het is toe te schrijven dat nog aanmerkelijke hoeveelhedenmais,koren, rogge, gerst en haver kunnen worden uitgevoerd; verder wordt nog tabak, ooft en wijn verbouwd. De industrie heeft zich in de steden krachtig ontwikkeid (leder- en metaalwaren, wollen manufacturen, rozenolie en rozenwater (kazanlik), zijden stoffen, goud- en zilverwaren, enz.), echter niet in die mate om in eigen behoefte in deze te kunnen voorzien, zoodat nog belangrijke hoeveelheden van elders moeten worden betrokken (vooral uit West-Europa en over de Donauhavens). De handel heeft zich in den nieuwsten tijd belangrijk uitgebreid: de hootdartikelen van den uitvoer zijn graan, meel, vee, wol, huiden, zijde, wijn, honig, was, talk, visch, wild, timmerhout, boter en kaas, rozenolie en rozenwater; de hoofduitvoerhaven is Warna of Varna. De hoofdartikelen van invoer zijn geweven stoffen, ijzer en steenkool. Maten en gewichten : metrieke stelsel.
Wat betreft het. muntstelsel is B. in 1880 tot de latijnsche muntoonventie toegetreden, wier eenheid de franc is, die in B. lev (leeuw) heet; de centime heet stotinka (honderdste). Alle spoorwegen in B. worden door den staat geëxploiteerd en ressorteeren sinds 1 Jan. 1890 onder het departement van openbare werken; hun totale lengte bedraagt ruim 500 km.; de voornaamste lijn, Rustschuk—Varna heeft een lengte van 225 km., is door een engelsche maatschappij aangelegd en werd 7 Nov. 1866 geopend. Een net van wegen met Rustschuk, Schumen en Sofia tot centra is nog in de laatste tijden van de ottomaansche heerschappij tot stand gekomen: Sofia en Philippopel zijn telegraphisch verbonden.
Bestuur enz
B. is een in de mannelijke en directe linie erfelijke, constitutioneele monarchie, die tot de Hooge Porte staat in de verhouding van een vasalstaat. De grondwet is gedateerd: Tirnova, 16/28 April 1879. De vorstelijke waardigheid werd op 17/29 April 1879 door de volksvertegenwoordiging met algemeene stemmen opgedragen aan prins Alexander (zie aldaar) van Battenberg, en na diens abdicatie, op 7 Juli 1887 evenzoo met algemeene stemmen aan prins Ferdinandvan Saksen-Coburg, die op 14 Aug. van hetzelfde jaar den eed op de grondwet aflegde en als Ferdinand 1 de regeering aanvaardde. De vorst (knjas) voert in de ambtelijke stukken den titel Carsko Visocestvo (koninklijke, niet keizerlijke, hoogheid); hij resideert te Sofia. De volksvertegenwoordiging (Narodno sobranie) bestaat uit een afgevaardigde op elke 10.000 inw., door directe verkiezingen volgens algemeen stemrecht door het volk te verkiezen. De voor drie jaren gekozen afgevaardigden moeten den leeftijd van 30 jaren bereikt hebben, en „lezen en schrijven kunnen11. Militairen in werkelijken dienst, geestelijken, en beambten in de betreffende kiesdistricten, zijn niet verkiesbaar (kieswet van 17/29 Dec. 1880); de kiezers moeten 20 jaar oud zijn. De volksvertegenwoording houdt volgens de grondwet elk jaar zitting van 15 Oct. tot 15 Dec. Voor buitengewone gevallen kunnen tusschentijdsche zittingen worden uitgeschreven. In bepaalde gevallen, b.v. grondswetsherziening, keuze van een nieuwen vorst, instelling van een regentschap tijdens de minderjarigheid (18 jaren) van een vorst, moet de zg. Groote volksvertegenwoordiging (Veliko narodno sobranie) bijeengeroepen worden, wier ledental het dubbele bedraagt, nl. 1 lid op elke 5000 inw. Alle inwoners des lands zijn gelijk voor de wet; stand voorrechten waren reeds, met uitzondering voor den clerus, onder de turksche heerschappij afgeschaft; adeldom kan niet worden verleend. De ministers zijn den vorst en de nationale vergadering verantwoording schuldig. Aan het hoofd der regeering staan zes ministers (oorlog, buitenland (eeredienst en verkeerswezen), binnenland, finantiën, justitie, en onderwijs). Het land is verdeeld in 22 districten (okrug); nl. het vorstendom in 16 en OostRumelie in 6 (zie boven, tabel); elk district is onderverdeeld in onderdistricten (okolie), het geheel in 84 onderdistricten. Aan het hoofd der districten staat een districtshoofd (okruzni upravitel) en een districtsraad (okruzni sovet), bestaande uit een president, vier werkelijke en vier eereleden; deze ambtenaren worden door de kiezers van het betreffende district verkozen en door den vorst bevestigd. Hoofdstad is Sofia. Volgens de wet van 18/30 Dec, 1880 is elk Bulgaar die den leeftijd van 20 jaren bereikt heeft, voor 10 jaren dienstplichtig (2 jaren actie ven dienst, 8 jaren in de reserve). De officieren worden opgeleid aan de krijgsschool te Sofia. De nationale kleuren van B. zijn wit-groen-rood (horizontaal). Het wapen van het vorstendom vertoont een door een koningskroon gedekt schild met een leeuw, of wel in vieren verdeeld door een kruis, dat met een Saksisch wapen in miniatuur als middenschild is belegd; rechts boven en links beneden in rood een gekroonde gouden leeuw, links boven en rechts beneden in groen een drievoudig grieksch kruis; tot schilddragers twee gouden leeuwen, waarvan elk met den linkerklauw een nationale driekleur omhoog houdt; het geheel wordt omsloten door den koninklijken wapentent, die evenals het schild gekroond en op den baldakijn met gouden kroontjes bezet is. Er bestaan in B. twee door vorst Alexander gestichte orden: de Alexander-orde en de militaire orde van verdienste; benevens een in 1891 door vorst Ferdinand gestichte burgerlijke orde van verdienste en twee medailles.
Het onderhoud der volksscholen, wier bezoek obligatoir is, is aan de gemeenten overgelaten, terwijl de staat de instellingen van middelbaar en hooger onderwijs bekostigt; het staatsbudget staat echter gewoonlijk aan de gemeenten nog een kleine subsidie voor het onderwijs toe (omstreeks 400.000 leï of francs; het geheele schoolwezen bevindt zich nog in het stadium der organisatie; in 1888 werd te Sofia een soort hoogeschool geopend aanvankelijk met een historisch-philologische en een wis- en natuurkundige afdeeling.
Alle belijdenissen genieten in B. volle godsdienstvrijheid; voor de sterkte der verschillende godsdiensten zie boven;
Geschiedenis
Het land thans bekend als Bulgarije, werd oorspronkelijk bewoond door Thraciërs, en vormde onder de romeinsche heerschappij de provincie Moesia; eerst door de Goten en Hunnen geteisterd werd het later door Slavoniërs overstroomd en in bezit genomen. De Bulgaren waren oorspronkelijk een Ural-altaïsch volk, woonaehtig aan de oevers van de Wolga, met Bolgary tot hun hoofdstad ; van hier staken zij in de 6de eeuw den Donau over en namen het oostelijk deel van het Balkanschiereiland in bezit.
Allengs de overige bevolking dezer streken absorbeerende, ontwikkelden de Bulgaren zich snel tot een machtig volk; hun vorst, Boris, liet zich in 864 doopen en zij werden nu afhankelijk van het patriarchaat van Konstantinopel. Gedurende de 9de en 10de eeuw voerden zij een lange reeks meest gelukkige oorlogen met de Magyaren in het noorden en de Grieken in het zuiden; omstreeks dezen tijd had hun macht het hoogtepunt bereikt en hun vorst Simeon begon den titel „autocraat of czaar aller Bulgaren en der Grieken” te voeren; hun heerschappij strekte zich uit over het grootste deel van het schiereiland, (Macedonië, Thessalië, Epirus en Albanië);de bulgaarsche aartsbisschop werd nu een onafhankelijk patriarch; de Serviërs en zelfs de Byzantijnen betaalden schatting aan Simeon. Hun czaar Sjisman nam in de 10de eeuw den titel van „keizer der Slaven” aan en breidde zijn macht over het geheele schiereiland uit; in 963 splitste dit rijk zich in twee deelen, hetgeen de Bulgaren in hun gestadigen strijd met de byzantijnsche keizers dermate verzwakte, dat eerst kleine gedeelten bij het byzantijnsche rijk werden ingelijid en in 1018 het geheele westersch bulgaarsche koninkrijk tot een byzantijnsche provincie werd; in 1186 vormde zich een derde bulgaarsch rijk, en wist zich eenigen tijd tegen de keizers van Konstantinopel te handhaven. In 1356 verschenen de Bulgaren met hunne bondgenooten, de Serviërs, tot aan de poorten van Konstantinopel, en faalden slechts door hun weinige eensgezindheid in hun voornemen om een groot slavenrijk te stichten.
De Serviërs werden ten slotte in den beslissenden slag van Kossovo in 1389 ten onder gebracht en Tirnova, de toenmalige bulgaarsche hoofdstad, werd in 1393 ingenomen door den zoon van Bajazet. Van dien tijd begon de Ottomaansche macht de overhand te krijgen in B., waarbij de Bulgaren hun in de middeleeuwen van de Byzantijnen en het christendom opgedane westersche beschaving voor een groot deel weder verloren, evenals, voor een tijd, hun nationaliteitsgevoel, dat eerst in 1762 door den monnik Paysios, van den berg Athos, schrijver eener nationale kroniek weer werd wakker geschud, waarmee een nieuw literair tijdvak aanbrak, dat op de denkbeelden grooten invloed uitoefende; de Krimoorlog deed de Slavonische sympathiën ontwaken, die door Rusland in bescherming werden genomen. In 1872 bevrijdde de bulgaarsche kerk met haar aartsbisschop zich van de gehate suprematie van den griekschen patriarch, waarop zij schismatisch werd verklaard. Tijdens de troebelen in Bosnië braken ook in B. hier en daar opstanden uit, die echter spoedig door turksche troepen werden onderdrukt; hierbij werden door den onder de wapens geroepen turkschen landstorm benoorden en bezuiden den Balkan onmenschelijke gruwelen gepleegd en een 60-tal plaatsen verwoest. Het resultaat van de in geheel Europa door de bulgaarsche gruwelen in het leven geroepen ontevredenheid met de houding der Porte was een voorslag van de zijde der mogendheden, te Konstantinopel ter conferentie vergaderd (Dec. 1876), om twee autonome bulgaarsche provinciën (Tirnova en Sofia) met christelijke gouverneurs te vormen; de Porte ging hierop echter niet in; de Russiseh-Turksche oorlog was hiervan het gevolg ; de voorloopige vrede van San Stefano van 3 Maart 1878, die een einde aan dezen oorlog maakte, bepaalde de vorming van een autonoom, aan de Porte schatplichtig vorstendom Bulgarije, waarvan de grenzen nader werden aangegeven door het congres van Berlijn van 13 Juli 1878. 23 Febr. 1879 werd te Tirnova door den russischen kommissaris Dondukow de constitueerende notabelen-vergadering geopend, die tot taak had een grondwet saam te stellen; hiervoor werd een door de russische regeering bearbeid ontwerp tot grondslag genomen; op 28 April werd de nieuwe grondwet na heftige beraadslagingen door de afgevaardigden aller partijen onderteekend en de vergadering gesloten; reeds den volgenden dag kwam de nieuwgekozen groote nationale vergadering bijeen voor de keuze van een vorst; van de drie kandidaten: prins Reuss, prins Waldem ar van Denemarken en prins Alexander van Battenberg werd met algemeene stemmen deze laatste gekozen, die 9 Juli te Tirnova den eed op de grondwet aflegde en 13 Juli zijn intocht hield te Sofia en de regeering aanvaardde. Hij deed 7 Sept. 1886 afstand en werd opgevolgd door Ferdinand I, die 14 Aug. werd ingehuldigd.