Lat. Pontus Euxinus, Russ.
Cernoje more of Tsjernoje more, Turksch Karadengis, binnenzee tusschen Europa en Azië; zij grenst ten w. aan Europeesch-Turkije, Bulgarije en Rumenië, ten n. aan Zuid-Rusland, ten o. aan Kaukasië, ten z. aan Turksch-KleinAzië; in het z.w. staat zij door den Bosporus, de zee van Marmara en de Straat der Dardanellen of Hellespont in gemeenschap met de Aegaeïsche zee (een onderdeel van de Middellandsche zee), en in het n.o. door de Straat van Kertsj met de Zee van Azov. Haar grootte bedraagt 423.939 K.M.2; grootste lengte van het w. naar het o.: ^ 1500 K.M., grootste breedte 610 K.M., kleinste breedte 229 K.M. (tusschen de zuidspits van de Krim en Kaap Karembé). Eb en vloed zijn op de Z. niet merkbaar. Zij neemt vele zeer waterrijke rivieren op, o. a. den Donau, de Dnjestr, de Dnjepr en de Don, waardoor haar water aan de oppervlakte een geringer zoutgehalte heeft dan in de diepte, waar het 2,2 tot 2,5 pöt. bedraagt. De grootste diepte, tot dusver gepeild, is 2244 M. Het n.w. deel is zeer ondiep.
Aan de oppervlakte loopt een sterke stroom door den Bosporus naar de Aegaeïsche zee, in de diepte loopt een tegenovergestelde stroom uit die zee naar de Z., en belet dat deze allengs een zoetwaterbekken wordt. Be bovenste waterlagen zijn rijk aan organisch leven, de stagneerende diepere lagen (onder 350 M.) zijn zonder dierlijk leven, daar zich uit de overblijfselen van bewerktuigde wezens, welke op den bodem tot ontbinding overgaan, veel zwavelwaterstof ontwikkelt. De Z. heeft een gemiddelde jaartemperatuur van 13,8° C. (die der Middell. ze© is 19,6°). Het klimaat is aan de stranden niet overal zoo mild, als de zuidelijke ligging (tusschen 41—46V2° breedte) zou doen verwachten. Aan de noordkusten overheerschen de noordenwinden, aan de oostkust de westenwinden, in Noworossijsk de noordoostenwind (boira), aan de Anatolische kust de westenwind. De kustvaart wordt belemmerd door de uit het gebergte komende sterke luehtstroomen aan de kusten, die dikwijls het karakter aannemen van stormen of vergezeld worden door dikke nevels.
Ook heeft de Z. slechts weinige goede havens. Niettemin hebben reeds de Grieken de Z. druk bevaren en den naam Pontos axenos (onherbergzame zee), haar op grond van de verhalen over den tocht der Argonauten aanvankelijk gegeven, spoedig veranderd in Pontos euxeinos (gastvrije zee). Na de verovering van Konstantinopel door de Turken in 1453, bleef de Z. eeuwen lang voor Europa gesloten. Eerst tegen het einde der 17de eeuw werd zij weer voor den handel opengesteld, terwijl zij door verdragen voor oorlogsschepen gesloten bleef. De handelsschepen bezochten bijna uitsluitend de noordkust (Odessa), het overig deel werd weinig of niet bezocht, bleef daardoor onbekend en kreeg allengs weer zijn ouden ongunstigen naam terug, waaraan de Oosterlingen uitdrukking gaven in de benaming Zwarte zee. Gedurende den Krimoorlog hadden de eerste topographische opnemingen plaats, van Fransche en Engelsohe zijde.
Tevens werd Rusland door dien oorlog gedwongen, deze zee, die reeds bijna geheel een Russische binnenzee was geworden, open te stellen voor alle volken. Het verkeer der Donauhavens (Koestendjee, Soelina, Toelcha, Galatz, Braila) is sedert enorm toegenomen en nevens Odessa zijn Nikolajeff, Berdjansk, Marioepol, Noworossijsk belangrijke uitvoerhavens van graan geworden, terwijl Batoem beteekenis heeft gekregen als stapel- en verschepingsplaats der Russ. petroleum. In de Russ. havens van de Z. en de Zee van Azov kwamen in 1898: 41.621 schepen aan, waarvan 37.200 op de kustvaart kwamen. In de jaren 1890 en ’91 had een grondig oceanographiscli onderzoek van de geheele Z. plaats, onder leiding van J. B. Spindler en baron F. von Wrangell. De eilanden van de Z. zijn: Beresanj ten z.o. van Otsjakoff, Kefken aan de kust van Anatolië en het Slangeneiland vóór de monden van den Donau,