(Cognatio; consanguinitas) De betrekking tusschen bloedverwanten, tusschen de personen welke de een van den ander afstammen of een gemoonsehappelijken stamvader (stipes communis) hebben. Do afstand tusschen bloedverwanten wordt berekend naar het getal tusschonliggende geboorten; elke geboorte wordt een graad genoemd.
De opvolging van graden maakt de linie. Men noemt een rechte linie de opvolging van graden tusschen personen, die de een van den ander afstammen; zijlinie, de opvolging van graden tusschen personen, die niet van elkander afstammen, maar die een algemeenen stamvader hebben. De rechte linie wordt onderscheiden in réchte nederdalende, en rechte opgaande linie. De eerste maakt het verband tusschen den stamvader en die van hem afstammen; de laatste verbindt een persoon met diengenen van welke hij afstamt. In de rechte linie rekent men, dat er tusschen de personen zoovele graden zijn als er geboorten tusschen hen in hebben plaats gehad; men telt de geboorten, noodig om don een aan den ander te verbinden; de geboorte van dengene van wien men de betrekking zoekt, werkt daartoe niet mede en wordt daarom niet meegeteld; zoo staat in de nederdalende linie, de zoon, met betrekking tot den vader, in den eersten graad; de kleinzoon in den tweeden, enz.; en wederkeerig staan, in de opgaande linie, de vader en grootvader met betrekking tot don zoon on kleinzoon, in den eersten on tweeden graad, enz. In de zijlinie worden de graden berekend door het getal der geboorten, eerst tusschen den eonen bloedverwant on don naasten algemeenen stamvader, en vervolgens tusschen dezen en den anderen bloedverwant; zoo bestaan twee broeders elkander in den tweeden graad, ooms en neven in den dorden, volle neven in den vierden, enz. Zie ook Zwagerschap.