in engeren zin ook Bevolkingsleer of Populationistiek geheeten, zoekt de door de bevolkings-statistiek aan gegeven feiten te verklaren, vergelijkt de uitkomsten met andere maatschappelijke vraagstukken, en tracht zoodoende de verhoudingen tusschen bevolking en middelen van onderhoud aan te geven. De verdienste deze verhoudingen als een wetenschappelijk probleem het eerst met vrucht te hebben behandeld, komt den engelschman Thomas Robert Malthus toe; deze heeft het eerst, hoewel niet zonder voorloopers, als sir Walter Raleigh, Hale, Josiah Child enz., tegenover de tot op zijn tijd zeer overschatte voordeelen eener onbeperkte uitbreiding van het menschdom met nadruk en in scherp omlijnde formules de daaraan verbonden gevaren gesteld.
In Essay on the principles of population (Londen, 1798), wijst hij er op dat de menschen het streven en het vermogen hebben zich onbeperkt te vermeerderen, hetgeen ook ongetwijfeld geschieden zou, indien niet de natuur zelve dit streven tegenwerkte; daartoe gebruikt zij het wreede, doch doeltreffende middel van den honger, dien zij even wreede bondgenooten, als oorlog, ziekten, ellende, verderfelijke opeenhooping van menschenmassa’s, pauperisme enz., terzijde stelt; zoolang aan liet toenemen der bevolking geen andere perken worden gesteld, zal de natuur dit middel in werking blijven brengen, hiertoe blindelings gedwongen door haar eigen onveranderlij ke wetten; want waar de bevolking in geometrische progressie (2, 4, 8, 16, 32) toeneemt,vermeerderen de middelen van onderhoud slechts in arithmetische progressie (1, 2, 3, 4, 5); tenzij nu de menschen vrijwillig hun vermeerdering beperken, zal de honger, de maatschappelijke ellende, een noodzakelijke factor blijven om grooter ellende te verhoeden, en zal elke poging om die ellende te doen verdwijnen een vruchteloos bekampen van een natuurwet blijken. Als het eenige middel tot vrijwillige beperking noemt hij de ont houding, ingetogenheid, zelf beteugeling (moral restraint). Tegenover deze zienswijze staat ilc leer der communistische gemeenschap. Reeds John Bellers trachtte in een in 1695 verschenen geschrift aan te toonen, dat de armoede der massa een gewenschte toename der bevolking in den weg staat, en dat deze armoede daaruit ontstaat, dat de menschen uit gebrek aan voortbrengingsmiddelen de gaven der natuur niet kunnen bemachtigen; de armen zijn volgens hem daarom arm, omdat de productiemiddelen in handen van oen deel van het mensclidom zijn, niet omdat de menschen sneller toenemen dan de middelen van onderhoud; de armoede en arbeid der armen vormen den rijkdom der rijken, zegt hij; voorts ziet hij in een communistische gemeenschap de eenige uitweg. Bij Robert Wallace, die mede doordrongen is van de voordeelen eener communistische orde van zaken, speelt echter de vrees voor overbevolking bij verbeterde algemeene omstandigheden eene groote rol. Als schrijver van A Dissertation on the Numbers of Mankind (1753) is hij een der oudste bevolkings-theoretici.
Volgens hem zouden de menschen zich in zeer korten tijd kunnen verdubbelen, als de nood hen niet voortdurend verminderde; hij spreekt er echter niet van, dat de middelen van onderhoud zich niet even snel zouden kunnen vermeerderen en in Various Prospects of Mankind (1768) beweert hij daarentegen juist, dat de voortbrengingskracht van den arbeid sneller toeneemt dan do bevolking, wanneer men overgaat tot een communistische huishoudkunde; overbevolking zal eerst dan ontstaan, als de aardbodem met menschen is bedekt en dit is het eenige gevaar dat aan de communistische gemeenschap verbonden, is; onder deze orde van zaken toch zullen de menschen zich zoo snel vermeerderen, dat zij ten slotte op de grenzen der ruimte zullen stuiten; de volmaaktheid van het stelsel is juist de oorzaak van de onvermijdelijke ineenstorting ervan, en hij eindigt met de communistische orde om deze reden te verwerpen. De vrees van Wallace, dat de sterke vermeerdering der menschen ten slotte ook de communistische inrichting der samenleving verderfelijk moet worden, werd het eerst door William Godwin in zijn in 1793 verschenen werk over „politieke rechtvaardigheid” onderzocht en ongegrond bevonden; deze wijst er verder op, dat het grootste deel der aarde nog onbebouwd is, en dat de voortschrijdende wetenschap steeds nieuwe krachten der natuur ontdekken en in dienst des menschdoms stellen zal; dat er duizenden jaren voorbij zullen moeten gaan alvorens de aarde met menschen bedekt kan zijn, en dat dit nimmer geschieden zal, omdat de menschelijke natuur zich onder den invloed der communistische levenswijze veredeld en verfijnd zal hebben tot een hoogte, waarop geestelijke genietingen voor het geslachtsgenot in de plaats zullen treden. Op het kort daarop verschonen werk van Malthus antwoordde hij in Of Population (1820) aan de hand van een bevolkingsstatistiek van Zweden, dat de bevolking zich in geenen deele op de door Malthus aangegeven wijze vermeerdert, en dat de vermeerdering der middelen van onderhoud minstens met de toename der bevolking gelijken tred houdt. De volgende die van de bevolkingskwestie een ernstige studie heeft gemaakt is William Thompson; zijn belangrijkste werk op dit punt is Practical directions (1830). Onvoorwaardelijk erkent hij daarin, dat in het mensohdom een neiging om hun aantal in korten tijd te verdubbelen, is waar te nemen; dat de voortbrenging door nieuwe uitvindingen enz. zich binnen eenzelfde tijdruimte verdubbelen zal, acht hij wel mogelijk, doch niet zeker; hij vindt het daarom raadzaam eerst de vermeerdering van middelen tot onderhoud af te wachten en daarvan do bevolkingstoename af hankelijk te stellen; en waar tot nu toe de gang dor bevolkingstoename aan het in aantal sterkste en tevens meest onwetende deel der bevolking is overgolaten, behoort voortaan de maatschappij zelf dien gang te leiden, de toename moet door haar naar een vast plan, berekend op oen stationair-houden, geregeld worden. Voor liet snelle toenemen der bevolking stelt Thompson in de eerste plaats den huwelijksstaat met zijn tot veelvuldige ontvangenis leidende gebruiken, als de gewoonte dor ochtgenooten om in oen legerstede te slapen, aansprakelijk; op physiologisclie gronden voert hij aan, dat in den regel slechts dan ontvangenis plaats heeft, wanneer de vrouw na het geslachtsverkeer eenigen tijd rust, waarom ook omgang buiten den echt veel zeldzamer tot zwangerschap leidt.
Dit alles zoekt hij door de statistiek te bewijzen; als voorbeelden wijst hij Ierland en Frankrijk aan, hst eerste als het land waar bijna alleen geslachtsomgang in den echt plaats heeft, en de bevolking schrikbarend toeneemt, het laatste als het land van buitenechtelijken omgang, waar de bevolking stationair blijft; in het eene land blijft de geslachtsomgang een bron van levensgenot; in het andere daalt hij weldra tot een werktuigelijke functie, die de hut met kinderen vult, die in domheid en ellende opgroeien en tot een vreugdeloos bestaan gedoemd zijn. Afschaffing van het huwelijk en vrij verkeer der sexen beschouwt hij als de heilmiddelen tegen de bevolkingstoename; de mannen, zegt hij, zonder hun eigen vrijheid in deze prijs te geven, hebben in hun belang het huwelijk geschapen, als een middel om van een vrouw te kunnen eischen, zich aan hun omhelzing over te geven, terwijl dit door de natuur tot een geheel vrijwillige handeling is gestempeld. Hij tracht verder aan te toonen hoe dwaas de nog geldende beschouwingen zijn die een vrouw, welke een onecht kind heeft gebaard of baren zal, naar het huwelijk drijven, waardoor zij bij het eene kind waarschijnlijk nog een half dozijn zal voegen. Ten opzichte van het sexueel verkeer in de communistische huishouding, waarvoor hij een vurig strijder was, geeft hij aan dat alleen de gezondste en krachtigste meisjes tot aanvaarding van het moederschap moeten worden aangespoord, hoewel ook de overige niet het gezellige en physisch noodige genot der liefde behoeven te ontberen; het verwijt van onzedelijkheid verwerpt hij verre: de nuttigheid is de eenige basis der zedelijkheid.Een der felste tegenstanders van Malthus en zijn leer was Henry George; deze verwijt Malthus ongeschiktheid voor logisch denken en noemt zijn leer eene theorie die de hebzucht der machtigen rechtvaardigt en hun overmacht op de armere klassen zoekt te bestendigen. Hij ontkent beslist dat Malthus het feit, dat het gebrek verschijnt waar de voortbrengingskracht het grootst en de productie het sterkst is, verklaard heeft, en beschuldigt hem van een poging om aan God en de natuur de dingen toe te schrijven, die uit het slechte maatschappelijk stelsel geboren zijn. Hij vertegenwoordigt voorts de teleologische meening, dat de neiging tot vermenigvuldiging niet altijd gelijk vormig is, en slechts daar krachtig optreedt, waar toename van bevolking verhoogden welstand zou kunnen aanbrengen, en daar, waar het voortbestaan van het geslacht bedreigd wordt, terwijl zij steeds verzwakt waar de hoogere ontwikkeling van het individu mogelijk wordt en het voortbestaan van het geslacht verzekerd is.
Proudhon zag in de bestaande maatschappelijke orde de oorzaak der overbevolking en van het daarmee verbonden pauperisme; volgens hem dient slechts gelet op de vraag: „welke is de wet van het evenwicht tusschen de aarde en haar bewoners’’; hij neemt aan, dat het leven onder de verhoogde maatschappelijke orde met zijn hoogere eischen aan den geest en zijn veelzijdige werkzaamheid van zelf de geschiktheid tot vermeerdering zal beperken.
Volgens Marx bestaat er slechts voor do planten en de dieren een abstracte wet op de vermenigvuldiging; hij ontkent dat de bevolkingstoename ten allen tijde dezelfde is geweest en zoekt aan te toonen dat elke productiewijze door eigen wetten in deze wordt beheerscht. Iedere nieuwe machine, elke verbetering der arbeidsmethode, maakt een kleiner of grooter deel der bevolking overbodig; dit steeds grooter wordende deel noemt hij het industrieele reserveleger of de surplusbevolking; de om vang van dit leger is onafhankelijk van de absolute bevolkingstoename, maar verhoudt zich tot de vermeerdering der macht van het kapitaal; naarmate die macht vermeerdert, moet de toestand van den niet-bezitter slechter worden; naarmate de heerschappij van het kapitaal over de productie-middelen toeneemt, wordt het deel dat van de productie geniet kleiner, wordt de ellende grooter; waar overbevolking optreedt is deze slechts relatief op te vatten, en valt er te constateeren, dat het kapitaal de middelen der voortbrenging heeft vermeesterd en, overeenkomstig zijn belang, de voortbrenging niet naar den maatstaf der behoefte, maar naar dien van winstmaking inricht; hiertoe kweekt het overmatigen arbeid, en vrouwen-en kinder-arbeid, ten eerste om goedkoop te produceeren en ten tweede om het reserveleger te vergrooten, en de arbeiders daardoor tot onderlinge concurrentie op de arbeidsmarkt te noodzaken; het kapitaal is ten volle bereid ten koste van welke offers en van welke ellenden ook, de productie die het in zijn macht heeft gebracht, tijdelijk te doen stilstaan, om den daaruit voortvloeienden nood te exploiteeren. Als oorzaak van de sterke uitbreiding der arbeidersgezinnen noemt hij hun ellende; niet alleen de hoeveelheid geboorten en sterfgevallen, maar ook de absolute grootte der gezinnen, staat in omgekeerde verhouding tot het arbeidsloon, tot de hoeveelheid middelen van onderhoud, waarover de verschillende arbeiders-categorien te beschikken hebben.
Kautsky erkent in zijn Der Einfluss der Volksvermehnmg auf den Fortschritt der Oesellschaft (Weenen, 1880), waarvan de wetenschappelijke waarde eenparig wordt erkend, dat er inderdaad gevaar voor overbevolking bestaat. — Bebel is van meening, dat het tegenwoordige maatschappelijk stelsel een betrekkelijke overbevolking verwekt; in de socialistische maatschappij zal do meest talrijke bevolking geen belemmering, maar een middel tot vooruitgang der cultuur zijn; in alle vroegere perioden handelde de menschhoid, ook met betrekking tot de vermenigvuldiging, zonder kennis harer wetten, dus onbewust, in de nieuwe maatschappij zal zij, met kennis aller wetten, bewust en naar een vast plan handelen.
Hoewel dus de leer van Malthus van verschillende zijden be- on veroordeeld is, doet de vrees, dat werkelijk een wanverhouding tusschen de bevolkingstoename en do vermeerdering der onderhoudsmiddelen bestaat, zich sterker gelden naarmate het leger dergenen waarvoor geen plaats schijnt te zijn, zich uitbreidt. Velerlei middelen zijn beproefd geworden om het in de praktijk verbroken evenwicht te herstellen, als kolonisatie, landverhuizing enz.; onder den indruk van de snelle vermeerdering van het van de groot-industrie in Engeland afhankelijke proletariaat is in genoemd land gedurende de laatste helft der 19e eeuw het Nieuw-Malthusianisme (zie aldaar) ontstaan, dat haar middelpunt in de in 1877 opgerichte Malthusian League heeft gevonden, die zich weldra over de geheele beschaafde wereld verbreidde.
Tegenover de overbevolking staat de ontvolking; deze is echter bij den tegenwoordigen stand der cultuur voor geen enkel bewoonbaar land te vreezen; de ontvolking is daarbij slechts een relatief en zeer tijdelijk verschijnsel; bevolkingsafname is meer op te vatten als een soort kentering in een bestaande overbevolking.