(Sir) engelsch zeeman, geb. 1552 te Hayes, rustte in 1584 met eigen middelen twee schepen uit, om de eerste ernstige poging tot britsche kolonisatie in N.Amerika 'te beproeven; de schepen landden in Juli in Chesapeakebaai; de landstrook werd door R. ter eere van koningin Elisabeth Virginië (zie ald.) genoemd. Toen de spaansche ,Armada de engelsche kust bedreigde, versterkte R. de vloot der koningin met zijn eigen schepen en werd daarvoor tot lid van den geheimen raad benoemd. 1592 rustte hij met Frobisher nogmaals een eskader uit om spaansche schepen in West-Indië te kapen; 1595 zeilde hij met vijf schepen naar Zuid-Amerika, nam het eiland Trinidad en voer de Orinoco op om het goudland te zoeken.
Onder Jacobus I beschuldigd van medeplichtigheid aan de samenzwering, die de verheffing van Arabella Stuart ten doel had, werd R. in Dec. 1603 in de gevangenis geworpen; zonder dat zijn schuld bewezen kon worden, werd hij ter dood veroordeeld, doch de koning liet hem in den Tower zetten, waar hij in zijn 13-jarige gevangenschap zich met de wetenschappen bezighield. Daar schreef hij o. m. zijn Eistory of the world (2 dln.), waarvan hij het vervolg verbrandde. Na den val van zijn hevigsten vijand, den graaf van Somerset, kreeg R. 1615 zijn vrijheid terug. In 1617 ging hij met 14 schepen onder zeil om een goudmijn op te sporen, die hij vroeger in Guyana zou ontdekt hebben; de expeditie mislukte echter en terstond na zijn terugkeer in zijn vaderland liet de koning hem in hechtenis nemen, doch een commissie verklaarde hem onschuldig; het spaansche hof diende echter een klacht in wegens vredebreuk en Jacobus besloot, den onschuldigen R. als offer te doen vallen. Hij werd voor de King’s Bench gebracht, waar men hem meedeelde dat het vroeger over hem gevelde doodvonnis thans zou worden voltrokken; R. liet 29 Oct. 1618 zijn hoofd op het schavot. Zijn werken, van politieken, historischen en poëtischen inhoud, verschenen in 8 dln. (Oxford 1829 en 1857).
