(Zuiderland) Het vijfde en kleinste werelddeel; het bestaat uit het groote eiland Nieuiu-Holland, het kleinste der vastelanden, Nieuw-Guinea, Tasmanië, Nieuw-Zeeland, Milanesië (omvattende den. Bismarck-archipel, de Salomons- en de Santa-Cruz-eilanden, de Nieuwe-Hebriden, Nieuw-Caledonië en de Fidsji-eilanden), Polynesië (omvattende de Tonga- of Vriendschaps-eilanden, de Samoaof Schippers-eilanden, den Cooks-archipel, de Toeboeai- of Austraal-eilanden, de Tahiti of Gezelschaps-eilanden, de Paumotoe-- of Gevaarlijke eilanden, de Washington- of Christmas-eilanden en de Hawai- of Sandwicheilanden), en Mikronesië (omvattende de Gilberts-eilanden, de Marshall-eilanden, de Carolinen met de Poloas- of Pelew-eilanden en de Marianen of Ladronen.
Zie deze onderwerpen.Het vasteland van Australië ligt besloten tusschen 11° en 39° Z.B. en tusschen 113° en 154° O.L. v. Gr. % ligt in de gematigde, het overige in de tropische zone. De vele eilanden liggen bijna allen binnen de keerkringen bezuiden den evenaar; het meest oostelijke eiland ligt op 105° W.L.
Grenzen, Kustontwïkkeling
Het vasteland van A. wordt ten z., w. en n.w. bespoeld door den Indischen Oceaan, ten o. door don Grooten Oceaan, ten n. door de Tirnor- en de Harafoerazee; van Nieuw-Guinea en Tasmanië I wordt liet gescheiden door de Torrestraat en de Bass-straat, De weinig ingesneden kustlijn vertoont groote overeenkomst met die van Afrika ; Tasmanië medegerekend verhouden romp en leden zich als 1:36. Kaap York, het noordelijkst punt van het gelijkn. schiereiland, is het meest noordelijke punt van het Austr. vasteland; genoemd schiereiland vormt de oostgrens van de golf van Carpentaria, wier lage, moerassige en ongezonde kusten arm zijn aan havens; verder westelijk is de kust goed ontwikkeld, doch door de vele voorgelegen eilandjes en klippen nagenoeg onbruikbaar. Langs de geheele n.w. en w. kust, tusschen de randen der plateaux en de zee, wegens de vele rotsachtige eilanden ontoegankelijke kustvlakten ; ter westkust, zuidelijke helft, nadert het gebergte tot op korte afstanden de zee en is de kust steil en bezet met klippen, welk karakter zij ook voorbij kaap Leeuwin en tot aan de Austraalgolf behoudt; de kusten van genoemde golf zijn uiterst eentonig en begrensd door zandsteenrotsen. Ten oosten van het bergachtig schiereiland Eyria heeft men diep landwaarts dringende golven en vooruitstekende schiereilanden, tot aan de ondiepe monding van de Murray, de grootste rivier van A. In de Bass-straat, tegenover Tasmanië, is de kust steil, goed ontwikkeld en ruim voorzien van havens, als de Port-Phillip, waaraan Melbourne ligt. Aan de z.o. en de o, kust nadert het gebergte bijna overal de zee ; de kust is hier rijk aan insnijdingen en baaien, als Port-Jackson, waaraan Sydney gelegen is; de noordoostkust is bezet door een reusachtige koraalbank.
Gebergten, besproeiing
Nieuw-Holland is, evenals Afrika, een land van hoogvlakten, tenminste wat het binnenland aangaat, terwijl het eigenlijk bergland slechts in allerlei verspreide en op zichzelfstaande groepen optreedt. Een zeer saamgesteld bergstelsel, reikende van de z.w.-grens der kolonie Victoria tot aan kaap York, beslaat het oostelijk deel van Australië en draagt, behalve deri algemeenen naam van Groot-scheidingsgebergte, op onderscheidene punten verschillende namen, als: de Grampians, de Pyreneeën, de Austr. Alpen, de Blauwe bergen, de Nieuw-Engelandketen, enz. De hoogvlakten van het binnenland bestaan ten deele uit goed bouw- en weiland, ten deele uit dorre woestijnen en worden door vele bergketens van geringe hoogte doorsneden. Het bergland bereikt nergens de sneeuwlinie ; randgebergten snijden op de meeste punten den toevoer van waterdamp voor het binnenland af; niettemin doet het uitgestrekte stroomgebied van de Murray aan de waterrijkste gedeelte van Amerika denken; hoewel deze rivier in den zomer wegens hare ondiepte op sommige punten onbevaarbaar is, treedt zij in den regentijd ver buiten haar oevers en vormt hier en daar uitgestrekte meren ; zij heeft een lengte van 1300 km., en tot voorn, zijrivieren de Murrumbidgee en de Darling. De rivieren die op de oostelijke helling van het Grootscheidingsgebergte’ ontstaan, zijn kort en waterrijk ; die welke in de golf van Carpentaria uitmonden zijn meest allen breed, doch ondiep; de kustrivieren van West-Australië zijn meest allen onbevaarbaar.
In het binnenland liggen vele groote stroombeddingen, die zich eerst bij langdurige regens vullen. De meeste Austr. meren hebben gedurende het grootste deel des jaars het karakter van moerassen, met dorre woestijnen in de omgeving.
Klimaat
Dit is op de onderscheidene deelen van het werelddeel en zelfs op die van het vasteland zeer verschillend; op dit laatste heeft men over het algemeen, uitgezonderd aan enkele kuststreken, een vastelandsklimaat met onvoldoenden regenval; het noordelijk tropisch deel geniet een behoorlijke besproeiing, daar het onder den invloed der moessons staat-; de vochtige luchtstroomen dringen echter wegens de hitte nimmer ver het binnenland in; aan de oostkust houden de daar optredende vrij hooge gebergten den toevoer van waterdampen uit den Grooten Oceaan tegen; een groot deel der oostelijke binnenlanden bestaat dan ook uit woestijnen.
Plantenrijk
Door de groote droogte is de Austr. flora over het algemeen weinig ontwikkeld ; dichte wouden worden alleen aan de oostkust gevonden; het uiterlijk voorkomen der planten wijst mede op groote droogte ; het loof ontbreekt niet zelden en is meestal slecht ontwikkeld; vooral is dit het geval met de Eucalypten (als de blauwe gomboom, Eucalyptus globulus, ook wel koortsboom geheeten); kenmerkend voor de Austr. flora zijn de sombere casuarinen, verder de pisang, de apenbroodboom, de Austr. ceder. Ten westen van het oostelijk bergstelsel begunstigt het welige gras der zoog. woudsavanen het voortdringen der kolonisten; het spinifex (.Triodia irritans) maakt echter geheele streken ontoegankelijk. De flora der hooge bergstreken is opmerkelijk nauw verwant met die der Alpen; merkwaardig is het tevens, dat de uit Europa overgebrachte grassoorten gaandeweg de Austr. geheel verdringen. Nauwelijks V300 deel van den bodem wordt bebouwd; de voorn, cultuurgewassen zijn mais, tarwe, suiker, katoen, ooft, groenten, wijn.
Dierenrijk
De fauna wordt gekenmerkt door buidel- en kloakdieren (kangoeroe, miercnegel, vogelbekdier); de buideldieren komen met een 100-tal soorten in de grootste verscheidenheid voor, waarvan sommige op opvallende wijze andere zoogdiertypen naderen. Overigens telt Austr. weinig zoogdieren; er leeft een soort hond, de Dingo, die door velen voor een sinds lang verwilderden huishond wordt gehouden, 23 vleermuissoorten, die allen in de oude wereld worden teruggevonden, en een 30-tal ratten- en muizensoorten, mede kosmopolitische vormen die waarschijnlijk naar hier overgebracht zijn. Beter ontwikkeld is de Austr. vogelwereld; onder de 545 vogelsoorten (waaronder 400 landvogels) zijn er 380 van die welke het land bewonen oorspronkelijk, waaronder de emeu of casuaris (Austr. struis). Sterk is ook de typus der kruipende dieren vertegenwoordigd; onder de slangen hebben de bepaald vergiftige verre de overhand, alleen Queensland heeft 42 vergiftige slangsoorten. Krokodillen komen zoowel aan de zeekusten als in de rivieren voor. Landschildpadden worden niet aangetroffen, wel echter soorten die de zee, meren of rivieren bewonen.
De rivieren zijn rijk aan visch; men telt 3 longenvisschen van het geslacht Ceratodus. Onder de insecten moeten de hoogst schadelijke termieten vermeld; groot is het aantal boktorren en prachtkevers. Onder de week- en schelpdieren zijn de tripang en de pareloester de belangrijkste. De door Europeanen ingevoerde diersoorten hebben zich sterk vermenigvuldigd. Hazen en konijnen vormen op vele punten een ware plaag. De ingevoerde paarden, herkauwers en varkens hebben een aanzienlijken veestapel doen ontstaan; Nieuw-Holland is het eerste land der ’ wereld voor den uitvoer van wol.
Delfstoffenrijk
Zijn snelle en krachtige ontwikkeling over de laatste helft der 19de eeuw heeft Australië in hoofdzaak te danken aan de ontdekking (1851) van zijn rijkrlom aan delfstoffen, met name aan goud en aan steenkool; het zuid-oostelijk deel bevat ontzaggelijke hoeveelheden koperertsen; ijzer en lood komen overal voor; Nieuw-ZuidWales en Queensland bezitten rijke tinmijnen. Overigens worden nog petroleum, edelgesteenten, antimonium en porceleinaarde enz. gevonden.
Bevolking
De ongewoon dunne bevolking splitst zich in inboorlingen of Australiërs en Europeesche kolonisten, waaronderEngelschen en Duitschers de overhand hebben; verder wonen in Queensland nog ongeveer 45.000 Chineezen. De bevolking van het vasteland en Tasmanië wordt op 6—8 millioen geschat. De eigenlijke Australiërs worden steeds meer naar de dorre woestijnen gedreven en verkeeren reeds in de laatste periode van uitsterving; op Tasmanië zijn zij reeds geheel uitgestorven of wel uitgeroeid. De inboorlingen van Austr. behooren tot de minst beschaafde stammen der wereld; vele leven nog in het steentijdvak; zij tatoeëeren zich bijna het geheele lichaam en zijn zeer trotsch op zware litteekens. Kannibalisme en kindermoord stempelen hen tot ware diermenschen.
Staatkundige indeeling
Het vasteland is in bezit van Engeland; het is verdeeld in vijf geheel op zichzelf staande en nagenoeg onafhankelijke koloniën: Nieuw-Zuid-Wales, Victoria, Queensland, Zuid-Australië en WestAustralië. Verder bezit Engeland Tasmanië, de Norfolks- en de Pitcairn-eilanden, de Macquari-eilanden, Nieuw-Zeeland met de Chatan-, Auckland-, Kermadec-, Campbell-, Bounty-, Cook- en Antipoden-eilanden de Fidsji-eilanden, met Rotumah, de Fanningsen de Christmas-eilanden, enz. Op NieuwGuinea heeft het een gebied van bijna 230.000 □ km., Nederland beschouwt het westelijk deel (omstr. 400.000 □ km.) als zijn gebied; Duitschland heeft het noord-oosten (Keizer Wilhelmsland, 251.000 Q km.) in bezit genomen. Voorts zijn er nog enkele zelfstandige staten.
Ontdekkingsgeschiedenis
Het vijfde werelddeel droeg reeds zijn tegenwoordigen naam vóór het nog gevonden was. De kartografen der 16e eeuw, n.l. Mercator en zijn school, namen op gezag van Ptolemeus een uitgestrekt zuidérland aan, dat Magalhaes (Magallaan) in 1520 in Vuurland, en de Eetes in 1545 in de Noordkust van Nieuw-Guinea meende gevonden te hebben. Men duidde het veronderstelde land aan als het onbekende zuiderland, Terra australis incognita, waarnaar de zeevaarders der 16de en 17e eeuw al het in deze streken gevonden land met den algemeenen naam Australië saamvatten. De eerste historisch vaststaande ontdekking van A. valt in het jaar 1605, toen kapitein Willem Jansz. met het schip „Duijfken”, door de Oost-Indische compagnie van Bantam werd uitgezonden om uit te maken of Nieuw-Guinea een eiland was, gelijk de school van Mercator aangaf, of wel een deel van het onbekende zuidpoolland uitmaakte; Willem Jansz. miste de Torrestraat en geraakte in de golf van Carpentaria; hij kwam hierdoor tot de gevolgtrekking dat Nieuw-Guinea tot het vaste land behoorde, een beschouwing waaraan men vasthield tot Cook in 1770 de Torresstraat doorvoer, hetgeen ook reeds in 1606 door Luis Vas de Torres was volbracht, wiens berichten echter niet openbaar gemaakt werden, en eerst in 1878 uit het archief van Simancas te voorschijn werden gebracht, nadat de Engelschen in 1762 een deel er van op Manila hadden gevonden. Tusschen 1616 en 1621 deden hollandsche zeevaarders (zie Aardrijkskundige Ontdekkingen, dl.
I pag, 29a) allerlei ontdekkingen langs de westkust van het tegenwoordige Nieuw-Holland ; 24 Nov. 1662 vond Abel Tasman het door hem Van Diemensland gedoopte eiland Tasmanië, bezocht daarop de westzijde van Nieuw-Zeeland, dat hij voor een vastland hield, deed den Tonga-archipel en de noordoostzijde van den Bismarck-archipel en van Nieuw-Guinea aan, en bewees door dezen tocht, dnt Nieuw-Holland, gelijk men de nieuw ontdekte kusten noemde, niet met het onbekende zuiderland samenhing. In 1644 ten tweede male uitgezonden, omvoer hij de zuidkust van Nieuw-Guinea, bezocht de golf van Carpentaria, en de VanDiemensgolt, en volgde de noordwestkust van het vasteland tot hij De Wittsland en kaap Noordwest bereikt had, waarop hij naar Java terugkeerde. Of Nieuw-Guinea met Australië (Nieuw-Holland) samenhing bleef onuitgemaakt. De hoedanigheid en het voorkomen der ontdekte kuststreken prikkelden niet in het minst tot nader onderzoek en de kennis dezer kusten bleef 125 jaren lang op dezelfde hoogte ; de belangrijkste ontdekkingen in al dien tijd waren de Geelvinkbaai door Jacob Weijlandt met het schip „de Geelvink” (1705), en de ontdekkingen in deze streken door den Zeeuw Jacob Roggeveen, op zijn tocht rondom den aardbol in 1721. Belangrijk vorderde de kennis van het vijfde werelddeel door de reizen van James Cook, die in 1770 geheel NieuwZeeland omzeilde, de Cookstraat ontdekte, de geheele nog ten eenenmale onbekende oostzijde van Nieuw-Holland bevoer en 21 Aug. het noordeinde van dit vasteland bereikte ; hij gaf de geheele oostelijke kuststreek den naam van Nieuw-Zuid-Wales; op een tweede reis (1772—74) vond hij NieuwCaledonië, en op een derde onder meer de Sandwich-eilanden. Forster deed in 1780 het eerst het voorstel Nieuw-Holland en de naburige eilanden en eilandgroepen het vijfde werelddeel te noemen.
Engeland besloot in 1786 het door Cook ontdekte kustland te koloniseeren en 18 Januari 1788 landde kapitein Arthur Phillip, de eerste gouverneur van Nieuw-Zuid-Wales, met 778 manschappen ter plaatse waar thans de stad Sydney. gelegen is. Na allerlei ondernemingen op kleine schaal om het binnenland nader te doen kennen, werd eerst in 1813 weer een groote expeditie uitgerust, op welke Wentworth, Blaxland en Lawson over de Blauwe bergen tot aan de bronnen der Cox-rivier doordrongen. In Nov. van hetzelfde jaar werd den landmeter Evans opgedragen de streken van de Marquarie-rivier te onderzoeken, van welke opdracht hij zich op verdienstelijke wijze kweet. Binnen zes maanden kwam alsnu een weg over de Blauwe bergen gereed; de gouverneur der kolonie ondernam nu een reis naar het binnenland en legde op dien tocht den grond voor de stad Bathurst. Een tweede expeditie-Evans leidde tot de ontdekking der Laohlan-rivier (1815); in Oct. 1824 drongen Hamilton Hume en Hovell over de Murrumbidgee tot Port-Phillip door; in 1827 vond de plantkundige Allen Cunningham het heerlijke tafelland der Liverpoolvlakten en ten noorden daarvan de vruchtbare streken der DarlingDowns.Inl829 werd de kolonie West-Australië aangelegd. Zie voorts Nieuw-Holland en de verschillende andere onderdeelen van Australië.