Gepubliceerd op 17-02-2021

August friedrich gfrörer

betekenis & definitie

Duitsch geschiedschrijver, geb. 5 Maart 1803 te Calw, werd in 1828 repetent in het evangelisch stift te Tübingen, in 1829 stedelijk vicaris te Stuttgart, waar hem in 1830 een betrekking aan de landsbibliotheek de gewenschte gelegenheid gaf de theologische loopbaan te laten varen; in 1846 aanvaardde hij een beroep naar de r.-kath. hoogeschool te Freiburg, waar hij in 1853 tot het katholicisme overging en in de verwikkelingen van de badensche regeering met den bisschoppelijken stoel als verdediger van de pauselijke rechten optrad. In 1848 in het duitsche parlement gekozen, sloot hij zich aan bij de groot-duitsche partij.

Hij overl. 6 Juli 1861 te Karlsbad. Hij schreef: Geschichte des Urchristentums (3 dln. 1838), Allgemeine Kirchengeschichte (4 dln. 1841—46), Geschichte der ostund westfrdnk. Karolinger (1848), Urgeschichte des menschlichen Geschlechts (2 dln. 1855), Tabst Gregor VII und sein Zeitalter (7 dln. 1859—61), Geschichte des 18. Jahrh. (in het licht gegeven door Weiss, 1862—74), enz.

< >