Gepubliceerd op 18-03-2021

August friedrich pott

betekenis & definitie

duitsch taalvorscher, geb. 14 Nov. 1802 te Nettelrede in het Hannoversche, werd in 1833 hoogleeraar in de algemeene taalwetenschap aan de universiteit te Halle, en overleed aldaar 5 Juli 1887. Zijn wetenschappelijfcen naam vestigde hij door zijn Etymologische Forschungen (2 dln., Lemgo 1833—36; 2de uitg:., 6 dln., 1859—76), een van de hoofdwerken der indogermaansche taalwetenschap, waardoor de weg voor de wetenschappelijke klankleer gebaand werd.

Een overzicht over den indogermaanschen taalstam gaf hij in de Encyclopedie van Ersch en Gruber (sectie 2, dl. 18). Hierop verschenen o. a. de volgende werken: Die Zigeuner in Europa und Asien (2 dln., ald. 1844—45), en Die Personennamen, insbesondere die Familiennamen und ihre Entstehungsarten (Leipz. 1852; 2de dr. 1859). Van zijn zeer talrijke kleinere werken dienen genoemd: Die Ungleichheit der menschlichen Rassen hauptsächlich vom sprachwissenschaftlichen Standpunkte (Lemgo 1856), Anti-Kaulen, oder mythische Vorstellungen vom Ursprung der Völker und Sprachen (ald. 1863). Ook gaf hij het werk van W. v. Humboldt Ueber die Verschiedenheiten des menschlichen Sprachbaues met een inleiding (2 dln., Berlijnj 1876) uit.

< >