Werkwoorden vervoegen
zoneren
Tegenwoordige tijd zoneren
Ik zoneer
Jij zoneert
zoneer jij?
U zoneert
Hij/Zij/Het zoneert
Wij zoneren
Jullie zoneren
Zij zoneren
Verleden tijd van zoneren
Ik zoneerde
Jij/U zoneerde
Hij/Zij/Het zoneerde
Wij zoneerden
Jullie zoneerden
Zij zoneerden
Voltooid deelwoord van zoneren
gezoneerd
Tegenwoordig deelwoord van zoneren
zonerend