Werkwoorden vervoegen
zoetvijlen
Tegenwoordige tijd zoetvijlen
Ik zoetvijl
Jij zoetvijlt
zoetvijl jij?
U zoetvijlt
Hij/Zij/Het zoetvijlt
Wij zoetvijlen
Jullie zoetvijlen
Zij zoetvijlen
Verleden tijd van zoetvijlen
Ik zoetvijlde
Jij/U zoetvijlde
Hij/Zij/Het zoetvijlde
Wij zoetvijlden
Jullie zoetvijlden
Zij zoetvijlden
Voltooid deelwoord van zoetvijlen
gezoetvijld
Tegenwoordig deelwoord van zoetvijlen
zoetvijlend