Werkwoorden vervoegen
revancheren
Tegenwoordige tijd revancheren
Ik revancheer
Jij revancheert
revancheer jij?
U revancheert
Hij/Zij/Het revancheert
Wij revancheren
Jullie revancheren
Zij revancheren
Verleden tijd van revancheren
Ik revancheerde
Jij/U revancheerde
Hij/Zij/Het revancheerde
Wij revancheerden
Jullie revancheerden
Zij revancheerden
Voltooid deelwoord van revancheren
gerevancheerd
Tegenwoordig deelwoord van revancheren
revancherend