Werkwoorden vervoegen
afraden
Tegenwoordige tijd afraden
Ik raad af
Jij raadt af
raad jij af?
U raadt af
Hij/Zij/Het raadt af
Wij raden af
Jullie raden af
Zij raden af
Verleden tijd van afraden
Ik raadde af
Jij/U raadde af
Hij/Zij/Het raadde af
Wij raadden af
Jullie raadden af
Zij raadden af
Voltooid deelwoord van afraden
afgeraden
Tegenwoordig deelwoord van afraden
afradend