Werkwoorden vervoegen
affirmeren
Tegenwoordige tijd affirmeren
Ik affirmeer
Jij affirmeert
affirmeer jij?
U affirmeert
Hij/Zij/Het affirmeert
Wij affirmeren
Jullie affirmeren
Zij affirmeren
Verleden tijd van affirmeren
Ik affirmeerde
Jij/U affirmeerde
Hij/Zij/Het affirmeerde
Wij affirmeerden
Jullie affirmeerden
Zij affirmeerden
Voltooid deelwoord van affirmeren
geaffirmeerd
Tegenwoordig deelwoord van affirmeren
affirmerend