Werkwoorden vervoegen
abseilen
Tegenwoordige tijd abseilen
Ik seil ab
Jij seilt ab
seil jij ab?
U seilt ab
Hij/Zij/Het seilt ab
Wij seilen ab
Jullie seilen ab
Zij seilen ab
Verleden tijd van abseilen
Ik seilde ab
Jij/U seilde ab
Hij/Zij/Het seilde ab
Wij seilden ab
Jullie seilden ab
Zij seilden ab
Voltooid deelwoord van abseilen
abgeseild
Tegenwoordig deelwoord van abseilen
abseilend