VOORTKOMEN - wegkomen : maak dat je voortkomt;
— vooruitkomen : ik kan niet meer voortkomen, zoo moe ben ik; (fig.) hij moet maar in de wereld zien voort te komen, zijn bestaan te vinden;
— opkomen (uit de aarde), uitspruiten : het gezaaide komt goed voort',
— afstammen : uit dat huwelijk zijn vier kinderen voortgekomen’,
— voortvloeien, volgen : daaruit komen de grootste ondeugden voort; zijne ziekte kwam voort uit eene slechte spijsvertering.