VLOEKEN - (vloekte, heeft gevloekt), verwenschen, den vloek uitspreken over... : iem. vloeken; zegen hen die u vloeken; op iets vloeken, iets verafschuwen;
— godslasterende woorden spreken: hij vloekt als een ketter, als een ketellapper;
— een schril contrast vormen: die kleuren vloeken met elkander