Het begrip stuik heeft 2 verschillende betekenissen:
1. stuik - stuik - m. (-en), (landb.) acht of tien schooven graan op het land tegen elkander geplaatst om te drogen ;
— een bos vlas of hennep die te drogen staat;
— een stapel of tas hout;
— verhoogde rand aan munten ;
— plaats waar ijzeren buizen naar binnen toegehakt zijn (bij eene verbinding);
— afgezaagd einde van balken of planken voor eene laschverbinding. STUIKJE, o. (-s), kleine stuik : een stuikje hout.
2. stuik - stuik - m. (-en), schudding; (gew.) stoot: hij gaf mij een stuik op de borst, dat ik achter overviel.