Gepubliceerd op 02-12-2018

Stichten

betekenis & definitie

Stichten - (stichtte, heeft gesticht), vestigen, oprichten: een rijk, eene vereeniging stichten;

— oprichten, bouwen: eene kerk, een klooster, een weeshuis, eene hoogeschool stichten;
aanleggen, veroorzaken, teweegbrengen, verwekken, brouwen : goed, kwaad, nut stichten; vijandschap, vrede stichten ; brand stichten;
— stemmen tot (godsdienst en zedelijkheid): de menschen worden in de kerk gesticht; dit boek sticht;
— troosten, zalven : stichtend met iem. spreken;
— hij was er niet over gesticht, tevreden, voldaan.

< >