Het begrip sim heeft 2 verschillende betekenissen:
1. sim - SIM - v. (-men), snoer eener hengelroede; de top op de kurk, welke boven den hoek of haak van een hengelsnoer op het water drijft; (fig.) iem. onder de sim hebben, hem in bedwang houden. SIMMETJE, o. (-s), kleine sim.
2. sim - SIM - v. (-men), aap: het ras der simmen. SIMMETJE, o. (-s).