Ridderlijk - bn. bw. (-er, -st), wat een ridder of de ridders betreft: de ridderlijke stand, de ridderstand ; een ridderlijk landgoed, slot;
— als een ridder: zich ridderlijk gedragen; ridderlijke avonturen ; dapper, moedig;
— ridderlijk antwoorden, bekennen, eerlijk, rondborstig. RIDDERLIJKHEID. v.