Gepubliceerd op 22-11-2018

Piket

betekenis & definitie

Piket o. (-ten), (krijgsw.) piketpaal;

— beschikbare troep, die in tijd van nood dadelijk gereed is om uit te rukken; in ’t bijzonder kleine afdeelingen, opgesteld ter ondersteuning der veldwachten, waar deze te ver van het voorpostendetachement verwijderd zijn of waar zich tusschen beide een bergpas bevindt, dien men bezetten wil, om den terugtocht der veldwacht te verzekeren;
— het brandpiket hebben, (eertijds bij de schutterij) aangewezen zijn (beurtelings) om bij het uitbarsten van brand op te komen, ten einde de orde te handhaven; de luitenant van piket;
— eene soort van kaartspel tusschen twee personen met 32 kaarten.

< >