Papenkap v. (-pen), (vestingb.) papenmuts, zie aldaar;
...KRUID, o. paardenbloem;
...KWAAD, o. (plantk.), (gew.) eene soort van duizendknoop (polygonum amphibium) ook reenwortel en wilde wilg geheeten;
...MUTS, v. (-en), (vestingb.) papenkap, priestermuts, zwaluwstaart: dubbel tangwerk tegenover een bolwerk, welks voorste gedeelte één uitspringenden en twee inspringende hoeken vormt;
— (plantk.) kardinaalsmuts, zie dit woord;
...SCHOEN, m. (-en), (plantk.) venusschoen;
...STOELEN, m. mv. (plantk.) een der volksnamen van de paardenbloem; (ook) naam aan de eetbare kampernoelie of witten champignon gegeven.