Paggelen - (paggelde, heeft gepaggeld), (Zuidn.) moeilijk, onzeker en waggelend gaan (inz. van kleine kinderen en oude, zwakke lieden gezegd);
— (Zuidn.) knoeien, prutsen: aan iets paggelen en tichelen, er nog allerlei kleinigheden aan verrichten, die dienen om het af te werken.