Overstorten - (overstortte, heeft overstort), stortende met iets bedekken ; een weg met puin overstorten; (flg.) die woorden overstortten hem met schaamte;
—, (stortte over, heeft overgestort), gieten van het eene vat in het andere ; water in eene ton overstorten;
— in zekere richting storten : de muur stortte naar de andere zijde over. OVERSTORTING, v. het overstorten; (fin.) quitantie van overstorting, bewijs van gedane geldstorting (ook als betaalmiddel gebezigd, bij de landskantoren).