Opschrijven (schreef op, heeft opgeschreven), schrijven op iets om te onthouden, bewaren: iemands naam opschrijven, aanteekenen;
— iem. opschrijven, zijn naam aanteekenen;
— (fig.) hij is ten doods opgeschreven, hij moet sterven, kan niet meer beter worden;
— eene lijst van iets maken : de wasch opschrijven, eene lijst van het waschgoed maken;
— een boedel opschrijven, er een inventaris van maken;
— zijne gedachten opschrijven, in geschrifte brengen, schriftelijk uitdrukken;
— de koopwaar laten opschrijven, het op de rekening laten zetten;
— voortmaken met schrijven : schrijf op, het moet nog af wezen. OPSCHRIJVING, v.