bn. bw. niet betwist, niet bestreden, algemeen erkend, uitgemaakt: eene onbetwiste stelling; eene onbetwiste waarheid; iem. van onbetwiste verdienste;
— door iedereen erkend als wettig aan iemand toekomende: geen Frankisch koning had een onbetwist gebied gevoerd over een zoo groot getal landen als Karei de Groote;
— bw. van omstandigheid, zonder betwist te worden, ontegenzeglijk, onwedersprekelijk, onbelemmerd, vrij.