bn. niet besneden, niet door de plechtigheid der besnijdenis, inz. volgens het gebruik van den Israëlietischen of Mohammedaanschen godsdienst, in die geloofsgemeenschap opgenomen; in den mond van Israëliet of Mohammedaan gelijkstaande met ongeloovige, en altijd min of meer verachtelijk;
— (fig.) (bijb.) onvatbaar voor bekeering, verstokt, verhard : het gansche huis Israëls heeft een onbesneden harte.