(ploeterde om, heeft omgeploeterd), in het water of slijk nu hier dan daar rondwaden, omplassen: de jagers hebben wat in het drassige land omgeploeterd!; verbied die kinderen toch zoo in dat water om te ploeteren;
— met iets omploeteren (met betrekking tot een werk), er met veel moeite doelloos wat in knoeien : hoe hij er ook mee omploetert, hij kan er niet mee klaarkomen; wat heb je weer met je werk omgeploeterd.