(omnevelde, heeft omneveld), (dicht.) aan alle kanten met nevels omgeven en daardoor aan ’t oog onttrekken: donkere wolken omnevelden de toppen der bergen; een dikke damp omnevelde het verschiet;
— als met een nevel bedekken; zich omnevelen, zich als met een nevel bedekken, met een waas omhullen;
— het verstand (den geest) omnevelen, verduisteren en voor het denken ongeschikt maken; iem. omnevelen, zijn geest, zijn verstand omnevelen. OMNEVELING, v. het omnevelen; (w. g.) beneveling;
— (mv. -en), (w. g.) de saamgepakte menigte nevelen, de duisternis.