v. (-len), NOLLE, v. (-n), hoogte, zandheuvel, duin;
— klein besteend rijshoofd, bij zeeweringen, strandhoofd;
— uitstekend overblijfsel van een voor het overige weggevallen dijk, vaak eene met zware steenen bezette zeewering, die zich dwars in zee uitstrekt;
— bulten in een weiland, ontstaan door het trappen van het rundvee.