Nijdig bn. bw. (-er, -st), (Zuidn.) driftig, vurig, fel; (fig.) zeer boos: hij is zoo nijdig als eene spin;
„doe het zelf,” gaf hij nijdig ten antwoord; afgunstig: iets met nijdige oogen aanzien. NIJDIGLIJK, bw. (w. g.).
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: