(wierp neder, heeft nedergeworpen), naar beneden, op den grond werpen : werp uw stof voor farao's aangezicht neder;
— omverwerpen : gij hebt zijne vestingen nedergeworpen;
— zich nederwerpen, knielen : ik werp mij neder voor het aangezicht des Heeren. NEDER! WERPING, v. het nederwerpen.