(kwam neder, is nedergekomen), naar beneden komen : hij is nog al hard neergekomen; weet gij ook waar de ballon is neergekomen ?;
— (fig.) dit zal op hem neerkomen, hij zal er voor moeten boeten; (ook) de moeite, de lasten, de kosten enz. er van hebben, daarvoor zal hij moeten zorgen;
— daar kom ik maar op neer, dat blijf ik maar volhouden ;
— dat komt op hetzelfde neer, dat is hetzelfde ; dit komt neer op..., dit is hoofdzakelijk.