Minuut v. (...nuten), zestigste gedeelte van een uur: geen minuut zit hij stil, nagenoeg nooit;
— zestigste deel van een graad (aangewezen door het teeken ', bijv. 8');
— (bouwk.) het 1/30 deel van den modul; (schild, en teek.) het 1/48 deel der lengte van het menschelijk hoofd.
MINUUTJE o. (-s).