MARKTSCHIP, o. (...schepen), beurtschip dat op de marktdagen vaart;
...SCHOON, bn. marktschoon graan, gewand en gezuiverd, geschikt om ter markt te worden gebracht;
...SCHREEUWER, m. (-s), kwakzalver;
...SCHUIT, v. (-en), marktschip',
...SOORT, o. (-en), de heste marktsoortep (van groente, fruit enz.), die het best op de markt verkocht kunnen worden;
...TREIN, m. (-en), trein die hoofdzakelijk voor de marktbezoekers loopt;
...VLEK, o. (-ken), groot dorp waar markt gehouden wordt;
...VROUW, v. (-en), verkoopster op de markt;
...WAAR, v. (...waren), handelswaar die op de markt wordt verkocht.