1. Made v. (-n), daarnaast MAAI; pootlooze maskers van insecten, die geen harden hoornachtigen kop bezitten; inz. de maskers van de grauwe vleeschvlieg, die in vleesch, en van de kaasvlieg, die in kaas leven;
— madeworm last van maaien maden hebben.
2. Made v. (-n), (veroud. gew.) beemd, weide, hooiland. (Nog over in plaatsnamen als Hoogmade, Alkemade enz.).