Gepubliceerd op 19-09-2018

Mad

betekenis & definitie

Mad o. (gew.) maaiersterm de strook grond die achtereenvolgens door den zwaai van de zeis wordt gemaaid, het afgemaaide gedeelte tusschen twee zwaden;

— als landmaat zooveel land als één maaier op één dag kan maaien;
— (spr.) hij kan zijn mad wel maaien, hij is een geducht eter; het mad afhebben, voor dien dag niet meer kunnen doen: iem. op het mad komen, hem onder het maaien inhalen; (ook) hem op heeterdaad betrappen.

< >