Lor v. (-ren), vod, oude lap lorren opkoopen, lorren en beenen;
— geen lor, niets: hij weet er geen lor van; het kan mij geen lor schelen, totaal niets; dat is geen lor waard;
— (fig.) prul, leur, beuzeling: een lor van een boek; ik kan met zulke lorren mij niet bezighouden;
— (fig.) deugniet; feeks. LORRETJE, o. (-s).