KIELKADE, v. (-n), eene kade, waar de schepen gekield worden;
...KEPER, v. (-s), (scheepsb.) kielbalk;
...KLOS, m. (-sen), (scheepsb.) slemphout;
...KRAM, v. (-men), kram met platte uiteinden, die met gaten doorboord zijn, om er spijkers in te slaan;
...LASCH, v. (...lasschen), liggende haaklasschen, waarmede de verschillende deelen der kiel aan elkaar verbonden worden;
...LICHTER, m. (-s), breed, zwaar, vierkant vaartuig met platten bodem, om zware lasten te vervoeren of om schepen te kielen, als er geen kielkade is.