INKLEEDEN, (kleedde in, heeft ingekleed), een monnik, eene non inkleeden, door het plechtig aandoen van het ordesgewaad in de orde opnemen;
— (fig.) in zekeren vorm gieten, op zekere wijze, in zekere bewoordingen voordragen: eene zaak goed inkleeden; hij wist zijn antwoord zoo aardig in te kleeden, dat ik er niet boos om kon worden; het verhaal is in den grond onkuisch, maar het is zoo ingekleed, dat men het kan lezen. INKLEEDING, v. (-en), aanneming van het geestelijk gewaad in een klooster; (fig.) wijze van voorstelling.